nummer: R-18/2470/GA
betreft: [klager] datum: 18 september 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door het Meldpunt Vreemdelingendetentie, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 6 december 2018 van de beklagcommissie bij het Detentiecentrum Rotterdam, waarbij aan klager geen tegemoetkoming is toegekend, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede het Meldpunt Vreemdelingendetentie, om het beroep schriftelijk toe te lichten. Voorts heeft de beroepscommissie het Meldpunt Vreemdelingendetentie verzocht om een ondertekend exemplaar van het ingediende beroepschrift, hetgeen is ontvangen en aan het dossier is toegevoegd. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De uitspraak van de beklagrechter
De beklagcommissie heeft – ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende het openen van klagers geprivilegieerde post buiten de aanwezigheid van klager (DC-2018-000249) – geen tegemoetkoming toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Een brief van de advocaat van klager is door de bezorgdienst van het detentiecentrum aan een andere gedetineerde overhandigd. Deze gedetineerde heeft de brief geopend en heeft deze na de vaststelling dat de brief niet voor hem bestemd was, teruggegeven. De beklagcommissie heeft vastgesteld dat de brief op onrechtmatige wijze is geopend en dat de klacht derhalve gegrond is. Met deze onrechtmatigheidsverklaring is de grond en de reden voor het toekennen van een tegemoetkoming gegeven. Klager komt een tegemoetkoming toe gelet op het feit dat de directie tekort is geschoten in het waarborgen van een veilig postverkeer tussen advocaat en klager. De directie heeft door dit tekortschieten ook in strijd gehandeld met diverse internationaalrechtelijk regels.
De directeur persisteert bij het tijdens de beklagprocedure gevoerde verweer. Voorts stelt de directeur dat het beroepschrift niet aan de formele vereisten voldoet en derhalve niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het door de directeur ingenomen standpunt met betrekking tot de ontvankelijkheid overweegt de beroepscommissie dat het beroepschrift voldoet aan de door de wet gestelde eisen. De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming aan klager toegekend, omdat de directeur volgens het protocol zou hebben gehandeld. De beroepscommissie kan zich niet vinden in deze beoordeling van de beklagcommissie en evenmin in het niet toekennen van een tegemoetkoming aan klager. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie dient bij het ten onrechte openen van geprivilegieerde post een tegemoetkoming van € 5,= te worden toegekend. In het onderhavige geval is niet gebleken van gronden om hiervan af te wijken. Het beklag zal dan ook gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming van € 5,= worden toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 18 september 2019.
secretaris voorzitter