Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2357/GA, 17 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:17-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/2357/GA

betreft: [klager]                                    datum: 17 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 30 oktober 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. D.N.A. Brouns om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de omstandigheid dat de cd’s die klager heeft besteld zijn teruggestuurd naar de leverancier (klachtnummer ZB-2018-017). De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klagers klacht ziet op het terugsturen van zijn bestelde en reeds betaalde cd’s. In de huisregels staat dat dit op klagers kosten teruggestuurd had moeten worden, hetgeen niet is gebeurd. Tevens heeft klager geen verzendbewijs gekregen. De inrichting is onzorgvuldig te werk gegaan door de cd’s naar een hal in Ruinen te sturen in plaats van naar een postorderbedrijf. Namens de directeur wordt gepersisteerd bij het tijdens de beklagprocedure gevoerde verweer.

3.         De beoordeling

Ontvankelijkheid

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag nu het beklag tegen een algemeen geldende regel is gericht en daar, op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw, geen beklag tegen open staat. De beroepscommissie is van oordeel dat klagers klacht zich niet richt tegen de algemene regel dat het niet is toegestaan om bestellingen te ontvangen van postorderbedrijven en uitgeverijen, maar tegen het retourneren van de bestelde cd’s. Mede gelet op de eerder door het afdelingshoofd getoonde coulance omtrent een andere bestelling van klager en de beslissing om deze bestelling niet terug te sturen maar aan klager te doen toekomen, is dit in dit geval aan te merken als een door of namens de directeur genomen beslissing waar op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw geklaagd kan worden. De uitspraak van de beklagrechter zal derhalve worden vernietigd en klager zal alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.

Inhoudelijk

Op grond van artikel 36, eerste lid, van de Pbw heeft de gedetineerde het recht brieven en poststukken per post te verzenden en te ontvangen. Op grond van het vierde lid van dat artikel kan de directeur de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid, de voorkoming of opsporing van strafbare feiten of de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven. Uit de huisregels van de locatie Zuyder Bos onder punt 4.5.3 volgt dat het de gedetineerde niet is toegestaan om bestellingen te ontvangen van postorderbedrijven en uitgeverijen (anders dan abonnementen op kranten of tijdschriften). Indien een gedetineerde dit toch doet, dan wordt de bestelling op kosten van de gedetineerde geretourneerd. Uit de huisregels vloeit voort dat het niet is toegestaan om bestellingen te ontvangen van postorderbedrijven. Klager wordt geacht hiermee bekend te zijn. Op 28 november 2017 heeft het afdelingshoofd besloten om klagers bestelling (cd’s) eenmalig aan te nemen en aan klager te doen toekomen. Toen een maand later wederom een pakketje met cd’s van klager werd bezorgd is besloten om het pakket, conform de huisregels, retour te zenden. De directeur heeft de barcode van het verzonden pakket overgelegd en heeft tevens bevestigd dat het pakket op 28 december 2017 is verzonden. De door klager gestelde onzorgvuldigheid is dan ook niet gebleken. Noch is aannemelijk geworden dat de inrichting de portokosten niet heeft voldaan alsmede dat het pakket naar een verkeerd bedrijf zou zijn gezonden. Het beklag zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog ontvankelijk maar verklaart het beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.W. Wabeke en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 17 september 2019.    

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven