Nummer : S-19/2092/SJA
Betreft : [verzoeker] datum: 14 augustus 2019
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen(Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Het Keerpunt te Cadier en Keer.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 71, eerste lid, Bjj, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 9 augustus 2019, inhoudende het opleggen van de disciplinaire straf uitsluiting van activiteiten vanaf 9 augustus 2019, 10.00 uur, tot en met 15 augustus 2019, 21.30 uur.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie bij de inrichting van 13 augustus 2019 dat het verzoekschrift als klaagschrift wordt ingeschreven, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van voormelde inrichting van 14 augustus 2019.
1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft het verzoek als volgt toegelicht.
Hij is op 9 augustus 2019 enorm uitgelokt en uitgedaagd door groepsleidster K., waardoor het hem teveel werd en hij een pak melk in haar richting heeft gegooid om haar wakker te schudden dat ze fout bezig was, niet om agressief te zijn. Verzoeker vindt dat hij daarom geen straf verdient.
De directeur heeft in zijn schriftelijke inlichtingen het volgende aangevoerd.
Verzoeker is uitsluiting van activiteiten opgelegd wegens het niet opvolgen van een gedragsinstructie en het vervolgens gericht gooien van een vol pak melk naar een pedagogisch medewerker, waarna dat pak haar in de buikstreek heeft geraakt. De groepsleiding had geadviseerd verzoeker in afzondering te plaatsen, maar de directeur heeft besloten tot uitsluiting van activiteiten.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt op grond van de inlichtingen van de directeur vast dat aan verzoeker, die ouder dan zestien jaar is, bovenvermelde disciplinaire straf is opgelegd.
Volgens artikel 55, eerste lid, onder c, Bjj kan de directeur wegens het begaan van feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming de disciplinaire straf uitsluiting van deelname aan een of meer bepaalde activiteiten opleggen voor ten hoogste zeven dagen voor jeugdigen van zestien jaar en ouder.
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de zeer summiere inlichtingen van zowel verzoeker als de directeur valt in ieder geval op te maken dat niet wordt betwist dat verzoeker gericht een pak melk naar een personeelslid heeft gegooid en dit naar het voorlopig oordeel van de voorzitter de orde en veiligheid in de inrichting raakt. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan daaraan niet afdoen dat verzoeker zich daartoe uitgelokt heeft gevoeld, omdat het gericht gooien met voorwerpen naar een ander nooit als een goede oplossing van een ervaren probleem met die ander kan worden gezien.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 14 augustus 2019.
secretaris voorzitter