Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2091/GA, 15 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:15-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

 

nummer:          R-18/2091/GA

betreft: [klager]                                    datum: 15 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van Detentiecentrum Rotterdam, gericht tegen een uitspraak van 1 oktober 2018 van de beklagcommissie bij voormeld Detentiecentrum, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft klager, alsmede zijn raadsman mr. C. Crince le Roy, in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de vermissing van goederen na plaatsing in een strafcel (klachtnummer DC-2018-000175). De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en voorts beslist dat zij, na de directeur te hebben gehoord, zal bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft de klacht van klager gegrond verklaard omdat een ontruimingsverslag van de ontruiming van de strafcel waar klager verbleven had ter beklagzitting ontbrak. Naar later bleek was dit verslag op een verkeerde wijze gearchiveerd, waardoor deze niet ter zitting kon worden overgelegd. De directeur heeft het door alle partijen ondertekende ontruimingsverslag toegevoegd aan zijn beroepschrift. Door en namens klager is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Vast staat dat klagers cel na zijn plaatsing in de strafcel buiten zijn afwezigheid is ontruimd. De verantwoordelijkheid voor de voorwerpen die klager onder zich had, ging op dat moment over van klager op de directeur. Van de ontruiming werd, naar nu gebleken is, een ontruimingsverslag opgemaakt. Hoewel dit verslag ten tijde van de mondelinge behandeling door de beklagcommissie niet voorhanden was, op grond waarvan de beklagcommissie het beklag terecht gegrond heeft kunnen verklaren, beschikt de beroepscommissie hier nu wel over.
Uit dit verslag blijkt dat het merendeel van de door klager als vermist opgegeven goederen, te weten zes pakjes Marlboro, een riem, een jeans, een kort jack en een horloge van het merk Omega niet zijn vermeld. Wel staan er t-shirts vermeld, waarvan klager er één stelt te missen. Het ontruimingsverslag blijkt door alle betrokkenen, waaronder klager zelf, te zijn ondertekend. Het is niet aannemelijk geworden dat aan het ontruimingsverslag moet worden getwijfeld of dat anderszins de vermissing van de omschreven goederen aan de directeur toegerekend zou moeten worden. Het beroep zal gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd en het beklag alsnog ongegrond verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 15 augustus 2019.                              

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven