Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/1945/SGA, 16 juli 2019, schorsing
Uitspraakdatum:16-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Nummer          : S-19/1945/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 16 juli 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting Alphen te Alphen aan den Rijn.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 11 juli 2019, inhoudende de terugplaatsing van verzoeker naar het basisprogramma gedurende twee weken.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 14 juli 2019 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 15 juli 2019.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Verzoeker stelt dat hij ten onrechte is gedegradeerd. Hij verbleef twee dagen in het plusregime, terwijl zich geen omstandigheden hebben voorgedaan die terugplaatsing naar het basisprogramma rechtvaardigen. Verzoeker heeft enkel goed gedrag laten zien.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur blijkt dat verzoeker op 11 juni 2019 is teruggeplaatst vanuit een penitentiair programma (p.p.) en in het basisprogramma is geplaatst. Verzoeker heeft hier beklag tegen ingediend omdat er geen degradatiebeslissing was genomen. Verzoeker heeft gelijk gekregen van de directeur en om die reden heeft hij op 10 juli 2019 met de juridisch medewerker gesproken. De juridisch medewerker heeft verzoeker aangegeven dat hij inderdaad niet zonder degradatiebeslissing in een basisprogramma geplaatst mag worden. Verzoeker is aangezegd dat hij vanaf dat moment direct in het plusprogramma zal meedraaien ongeacht of verzoeker het beklag wil intrekken. Verzoeker heeft een vergoeding gekregen van de directeur en het beklag ingetrokken. Op 11 juli 2019 heeft de directeur besloten om verzoeker alsnog terug te plaatsen naar het basisprogramma op grond van de gedragingen van verzoeker tijdens zijn deelname aan het p.p. voor de duur van twee weken, aangezien verzoeker al vier weken zonder degradatiebeslissing in het basisprogramma heeft verbleven.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter moet de bestreden beslissing onredelijk en onbillijk worden geacht nu verzoeker op 10 juli 2019 is toegezegd direct in het plusprogramma te worden geplaatst en een dag later op 11 juli 2019 alsnog is teruggeplaatst naar het basisprogramma op grond van oude gedragingen die hebben plaatsgevonden ten tijde van verzoekers deelname aan het p.p. Niet is gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe ten aanzien van de terugplaatsing naar het basisprogramma en schorst deze beslissing van de directeur  met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. M. Keppels, voorzitter, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 16 juli 2019                                                                                     

secretaris         voorzitter

Naar boven