nummer: R-18/2073/GA
betreft: [klager] datum: 25 juli 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.A. Bouw, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 19 oktober 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw voornoemd, om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het ontbreken van kledingstukken nadat de was van klager terug is gekomen van de wasserette (klachtnummer Nh 2018/000009). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft slechts een gedeelte van de ingeleverde kleding gewassen teruggekregen. Hij miste onder andere boxershorts, een broek en meerdere t-shirts, allemaal merkkleding. Aan klager en medegedetineerden is een bedrag van €50,= als tegemoetkoming aangeboden. Klager stelt dat hij meer dan €50,= aan kleding is kwijtgeraakt. Klager meent dat een vergoeding van €150,= redelijk en billijk zou zijn geweest. In ieder geval had de hoogte van de tegemoetkoming moeten worden afgewogen naar de hoeveelheid en soort goederen die werden vermist bij de gedetineerden. Dit is niet gebeurd, althans, de afweging van de hoogte van de tegemoetkoming heeft niet inzichtelijk en toetsbaar plaatsgevonden. De directie heeft elke gedetineerde hetzelfde bedrag aan tegemoetkoming aangeboden, dat is niet redelijk en billijk. Klager wenst te worden gehoord. De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. Er bestaat geen recht op schadevergoeding op grond van de Pbw. De tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. Klager heeft geen aankoopbewijs of enig ander ondersteunend bewijs overgelegd dat de (aankoop)waarde en de ouderdom kan aantonen. Derhalve is de schade niet vast te stellen en is de in beroep gevraagde tegemoetkoming niet op zijn plaats.
3. De beoordeling
De beroepscommissie wijst het verzoek van klager te worden gehoord af, nu zij zich op basis van de stukken voldoende voorgelicht acht om op het beroep te beslissen. Vast is komen te staan dat klager kleding mist nadat hij zijn vuile was door de inrichting heeft laten wassen. Daarover is dus door klager terecht geklaagd. Aan klager is hiervoor weliswaar een tegemoetkoming van €50,- aangeboden, maar klager acht dat bedrag te laag. De beroepscommissie stelt voorop dat een tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. In geval er sprake is van schade en indien deze schade eenvoudig is te begroten, kan aanleiding bestaan schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. In het onderhavige geval is de schade naar het oordeel van de beroepscommissie niet eenvoudig vast te stellen. Klager heeft de gestelde hoogte van de schade op geen enkele manier gestaafd en de waarde van de vermiste eigendommen is ook niet op een andere wijze aannemelijk is geworden. Voor een eventuele schadevergoeding kan klager een verzoek doen aan de directeur van de inrichting of zich richten tot de civiele rechter. Gelet op het vorenstaande kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en zal het beklag alsnog gegrond worden verklaard. Voor zover klager in beroep een hogere tegemoetkoming wenst dan de door de directeur aangeboden €50,= ziet de beroepscommissie hiertoe geen aanleiding, nu klager ook in beroep geen aankoopbonnen of andere bewijzen heeft overgelegd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat klager een tegemoetkoming toekomt van €50,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J. Schagen MA en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 25 juli 2019.
secretaris voorzitter