Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4572/GV, 23 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:23-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/4572/GV

betreft: [klager]                       datum: 23 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.J. van de Laar, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 23 augustus 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager verzoekt om strafonderbreking voor de duur van zeven dagen, zodat hij zijn 1-jarige zoon (en partner) kan bijstaan. Op 26 september 2019 dient zijn zoon een operatie te ondergaan en nadien een week in het ziekenhuis te verblijven. Er bestaat een noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking. Klagers zoon is met een open buik geboren. Het betreft een zeer zware operatie, waarbij volgens de arts zowel vader als moeder aanwezig dienen te zijn. Deze aanwezigheid is noodzakelijk voor de gemoedstoestand van het kindje en het is niet uitgesloten dat bij een dergelijke operatie van een baby complicaties kunnen optreden. Vanwege het hiervoor genoemde verlofdoel is een algemeen verlof van slechts zestig uur geen optie. Uit het feit dat aan klager algemeen verlof is verleend blijkt dat geen sprake is van weigeringsgronden. Klager vertoont goed gedrag in de inrichting en hij heeft nooit geprobeerd zich aan de detentie te onttrekken. In het kader van zijn verzoek om uitstel van zijn melddatum, adviseerde de Minister aan klager een verzoek om strafonderbreking in te dienen, zodra de operatiedatum bekend zou zijn. Het bevreemdt daarom dat onderhavig verzoek desondanks is afgewezen. Klager verzoekt de beroepscommissie zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 24 september 2019 een beslissing te nemen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Aan klager is eveneens een algemeen verlof toegekend dat hij kan inzetten om tijdens de operatie in het ziekenhuis aanwezig te zijn. Hij heeft echter te kennen gegeven van deze gelegenheid geen gebruik te willen maken. Verder acht de medisch adviseur het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Dat is slechts het geval indien niemand anders dan klager in de gelegenheid is zorg te verlenen. Daarvan is geen sprake. Hoewel klagers wens begrijpelijk is, is zijn aanwezigheid gedurende de periode dat zijn zoon in het ziekenhuis is opgenomen, niet noodzakelijk in de zin van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling).

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie van de penitentiaire inrichting Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager kan door middel van algemeen verlof zijn zoon in het ziekenhuis bezoeken.

De medisch adviseur acht het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van 21 maanden met aftrek, wegens – kort gezegd – eenvoudige belediging, bedreiging met geweld in vereniging en handelen in strijd met de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 25 maart 2020.

In artikel 34 van de Regeling staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Dit impliceert dat strafonderbreking alleen mogelijk is wanneer de voor het bijwonen van de gebeurtenis in kwestie benodigde tijd te lang is voor incidenteel verlof dan wel het doel niet door middel van incidenteel verlof kan worden gerealiseerd. Daarnaast geldt dat geen strafonderbreking kan worden verleend wanneer kan worden volstaan met regimesgebonden verlof of algemeen verlof dan wel de op handen zijnde invrijheidstelling kan worden afgewacht.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de Minister niet voldoende gemotiveerd waarom gezien de namens klager beschreven omstandigheden geen sprake is van een zodanig bijzondere omstandigheid in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Onweersproken is dat het zoontje van klager een zware operatie dient te ondergaan en eveneens onweersproken is dat de behandelend arts de raadsman telefonisch heeft meegedeeld dat de aanwezigheid van klager tijdens en een week na de operatie noodzakelijk is. Het mag zo zijn dat de aanwezigheid van klager medisch gezien niet noodzakelijk is, maar voor een 1–jarig jongetje dat een spannende en angstige tijd tegemoet gaat, is de aanwezigheid van zijn vader van groot belang en onvervangbaar. In diens beslissing heeft de Minister er niet voldoende blijk van gegeven dit laatste te hebben meegewogen. Nu klager overigens al eerder verlof heeft genoten en dit goed is verlopen en van contra-indicaties niet is gebleken, zal het beroep gegrond worden verklaard. De Minister wordt opgedragen opnieuw op het verzoek van klager te beslissen. Gezien de korte tijd die rest tot aan de operatiedatum, bepaalt de beroepscommissie dat die beslissing niet anders kan luiden dan dat het verzoek wordt toegewezen en dat een strafonderbreking wordt verleend voor de duur van zeven dagen te rekenen vanaf de datum waarop de operatie zal plaatshebben, vooralsnog bepaald op 26 september 2019.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op onverwijld een nieuwe beslissing op het verzoek van klager te nemen die luidt dat het verzoek wordt toegewezen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Bikker, secretaris, op 23 september 2019.

            secretaris         voorzitter

Naar boven