nummer: R-18/942/GA
betreft: [klager] datum: 3 september 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 6 april 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. R.B.J.G. Baggen om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft a. het niet tijdig beschikbaar komen van een verblijfsplan en b. het niet mogen werken in de ‘preiploeg’ (Eh 2018/92 en Eh 2018/134).
De beklagcommissie heeft klachtonderdeel a. gegrond verklaard, zonder toekenning van een tegemoetkoming en klachtonderdeel b. ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt
- zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
De inrichting heeft op 2 februari 2018 aan klagers raadsman laten weten dat het behandeltraject niet kon worden opgestart, omdat klager geen toestemming zou hebben gegeven om informatie bij Ambulante Forensische Psychiatrie Noord (AFPN) op te vragen. Klager heeft echter al op 18 december 2017 toestemming gegeven om alle informatie en dus ook informatie van AFPN op te vragen. Tussen 18 december 2017 en 9 februari 2018 heeft klager geen medewerkers van de penitentiaire inrichting gesproken over zijn verblijfsplan. Klager heeft meerdere keren tevergeefs bij zijn casemanager gevraagd naar de stand van zaken en hem is nooit te kennen gegeven dat het verblijfsplan niet kon worden opgesteld door het ontbreken van zijn toestemming om een stuk op te vragen. Primair is klager van mening dat de inrichting al voor 9 februari 2018 een verblijfsplan had moeten opstellen. Subsidiair meent klager dat wanneer hij niet eerder dan op 9 februari 2018 toestemming zou hebben gegeven - hetgeen hij ontkent - deze vertraging nog steeds niet voor zijn rekening mag komen, omdat hij met deze informatie pas in februari 2018 werd geconfronteerd.
Het verblijfsplan is meer dan drie maanden te laat opgesteld en klager verzoekt om aan hem een passende tegemoetkoming toe te kennen.
De directeur heeft in beroep het standpunt ingenomen dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep. Klager heeft zijn beroepschrift niet met redenen omkleed en heeft daarmee niet aan het vereiste als vermeld in artikel 69, eerste lid, van de Pbw voldaan. De directeur acht een inhoudelijke reactie op het beroep daarom niet op zijn plaats. Bovendien heeft klager te laat beroep ingesteld. Het beroepschrift gericht tegen de uitspraak van de beklagcommissie van 6 april 2018 dateert immers van 27 april 2018 en is bij het secretariaat van de Raad ontvangen op 2 mei 2018, terwijl het beroepschrift uiterlijk de zevende dag na die van ontvangst van de uitspraak moet worden ingediend.
3. De beoordeling
Klager heeft een tweetal brieven, beide gedateerd op 12 april 2018, aan de Raad gezonden. Deze brieven zijn aan te merken als een beroepschrift. In verband met een foutieve adressering zijn de brieven aan klager teruggezonden en door hem in een ongeopende enveloppe en voorzien van een brief met uitleg op 27 april 2018 opnieuw aan de Raad toegezonden. Dit bericht heeft de Raad op 2 mei 2018 bereikt. De beroepscommissie komt tot de conclusie dat klager tijdig beroep heeft ingesteld en het standpunt van de directeur dat klager om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard, wordt niet gevolgd.
Weliswaar houdt artikel 69, eerste lid, van de Pbw in dat het beroepschrift met redenen is omkleed, maar enig rechtsgevolg verbindt de wet daaraan niet. In de rechtspraak van de Raad wordt een klager in het beroep niet-ontvankelijk verklaard indien de directeur of een advocaat na daartoe te zijn uitgenodigd het beroep niet nader toelichten. In geval van klager heeft zijn advocaat het beroep nader toegelicht, voor zover dit het klachtonderdeel a. betreft. Ten aanzien van klachtonderdeel b. zijn geen nadere gronden ingediend. Klager zal voor wat betreft dit klachtonderdeel dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in het beroep.
De beroepscommissie stelt voorts vast dat de beklagcommissie klachtonderdeel a. gegrond heeft verklaard en aan klager geen tegemoetkoming heeft toegekend. Tegen gegrondverklaring van een klacht staat geen beroep open. Klager wordt daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Voor zover het beroep zich richt tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming oordeelt de beroepscommissie als volgt. Vast is komen te staan dat het verblijfsplan van klager niet binnen de daarvoor gestelde termijn van één maand is opgesteld. Omdat de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt de tegemoetkoming gelet op de duur van de overschrijding en op toegekende bedragen in vergelijkbare zaken vast op € 35,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager ten aanzien van klachtonderdeel b. en ten aanzien van klachtonderdeel a. voor zover dit niet ziet op de niet toegekende tegemoetkoming niet-ontvankelijk in zijn beroep.
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover dit is gericht tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 35,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.W.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Simpelaar, secretaris, op 3 september 2019
secretaris voorzitter