Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4000/GV, 11 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:11-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/4000/GV

betreft: [klager]            datum: 11 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 7 juni 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Klager heeft het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Het verzoek tot algemeen verlof is afgewezen vanwege een positieve urinecontrole op 18 april 2019. Dit is echter al bijna twee maanden geleden. Daarna heeft klager twee keer een negatieve urinecontrole afgegeven. Dat zijn verlof wordt gehalveerd vanwege de positieve urinecontrole, is begrijpelijk. Dat het verlof wordt afgewezen vanwege de disciplinaire straf, vindt klager raar. Hij is immers vrijwillig naar de isoleercel gegaan, omdat hij gek werd van het verblijf op de meerpersoonscel. In Duitsland heeft hij in meerpersoonscellen vervelende incidenten meegemaakt. Daarbij heeft hij van die opgelegde disciplinaire straf maar één dag ondergaan. Hem is alsnog de kans gegeven mee te werken aan de plaatsing op een meerpersoonscel, omdat anders zijn verlofaanvraag zou worden afgewezen. Klager heeft hierop zijn medewerking verleend, maar alsnog is zijn aanvraag afgewezen. Daarnaast is hem niet duidelijk op grond van welk artikel zijn verlofverzoek is afgewezen en wil hij opmerken dat hij in het plusregime zit. Op de positieve urinecontrole en de situatie met betrekking tot de meerpersoonscel na, heeft hij nooit problemen gehad in de inrichting.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.

Klager heeft twee positieve urinecontroles binnen twee maanden ontvangen. Daarnaast heeft hij een disciplinaire straf gekregen voor het niet meewerken aan zijn plaatsing in een meerpersoonscel. Hoewel hij op een gegeven moment toch heeft meegewerkt, heeft hij dit aanvankelijk geweigerd. De disciplinaire straf is daarom rechtmatig. Navraag bij de inrichting wijst uit dat het afdelingshoofd geen toezeggingen heeft gedaan alsnog verlof te verlenen, als klager medewerking zou verlenen. Klager heeft laten zien dat hij onbetrouwbaar is en kan zich kennelijk niet weerhouden van drugsgebruik. Gelet hierop zijn de weigeringsgronden van artikel 4 onder c en onder d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) van toepassing.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager in het plusprogramma verblijft en het goed doet in de inrichting. Alle opgevraagde adviezen zijn voorts positief. Het recidiverisico wordt ingeschat op laag-gemiddeld en klager is bereid mee te werken aan opgelegde interventies van de reclassering. Gezien de positieve urinecontrole van 18 april 2019, adviseert de vrijhedencommissie positief ten aanzien van een verlof voor de duur van 30 uur.

Het Openbaar Ministerie heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager is in Duitsland veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en negen maanden, vanwege het plegen van een drugdelict. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 12 mei 2020.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

De beslissing klager geen verlof te verlenen, al dan niet gehalveerd, is in het licht van de positieve adviezen van de vrijhedencommissie, het Openbaar Ministerie en de reclassering onvoldoende toereikend gemotiveerd. Hierbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat klagers laatste urinecontrole blijkens het selectieadvies ‘schoon’ was en klager bereid is mee te werken aan de door de reclassering geïndiceerde gedragsinterventies.

Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De bestreden beslissing zal worden vernietigd en de Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 11 september 2019.

            secretaris         voorzitter

Naar boven