Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4089/GB, 4 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:04-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/4089/GB

Betreft:            [klager]            datum: 4 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.T.H.L. van de Bergh, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 24 juni 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 27 november 2018 gedetineerd. Hij verblijft in de p.i. Ter Apel.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Als uitgangspunt geldt dat een veroordeelde strafrechtelijke vreemdeling verblijft in een VRIS-inrichting, tenzij er zwaarwegende belangen zijn om hem niet in een dergelijke inrichting te laten verblijven. Klager stelt zich op het standpunt dat daarvan sprake is. Het strafrechtelijk onderzoek van klager vindt immers plaats in Limburg. In verband met de reisafstand kunnen de data voor verhoor niet optimaal worden benut. Voorts is het vanwege de reisafstand van klagers advocaat naar de p.i. Ter Apel haast ondoenlijk het uitgebreide strafdossier met klager fatsoenlijk te bespreken. Daarbij komt dat klager afkomstig is uit Singapore en alleen de Engelse taal machtig is, zodat voor besprekingen sowieso meer tijd dan gebruikelijk nodig is in verband met de bijstand van een tolk. Daarnaast spelen belangen van persoonlijke aard. Klager heeft geen familie of vrienden in Nederland, behalve zijn vriendin die in Maastricht woonachtig is. Zijn ouders bezoeken hem af en toe vanuit Singapore en hebben dan Maastricht als uitvalsbasis. Zij zijn allen volledig afhankelijk van openbaar vervoer. Vanuit Maastricht is dan het dan bijna onmogelijk klager te bezoeken. Het contact door middel van Skype kan niet dienen ter vervanging van familiebezoek. In het kader van een juiste belangenafweging dient ex artikel 8 EVRM meer gewicht toegekend te worden aan het belang van klager bij contactonderhoud met zijn familie. Daarbij komt dat klager in beginsel nog geruime tijd gedetineerd zal zitten. Voorts is het argument om klager in Ter Apel te plaatsen terwijl hij nog in voorlopige hechtenis zit niet overtuigend.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

De uitvoering van het beleid om voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen een speciale locatie aan te wijzen weegt zwaarder dan eventuele problemen ten aanzien van de reisafstand voor bezoek. Uit het beroepschrift wordt voorts niet duidelijk, althans wordt niet schriftelijk onderbouwd, waarom de vriendin van klager niet in staat is hem te bezoeken anders dan door de reistijd. Voor wat betreft klagers familie in Singapore wordt opgemerkt dat zij niet wekelijks op bezoek kunnen komen in verband met de afstand. Plaatsing in een andere inrichting maakt dit niet anders. Klager heeft de mogelijkheid wekelijks gebruik te maken van Skype. Klager maakt hier ook wekelijks gebruik van. Daarnaast blijkt uit de bezoekerslijst dat klager op 10 mei 2019, 11 juni 2019 en 13 juni 2019 bezoek van familie heeft ontvangen. Het is weliswaar niet zo vaak als klager zou willen, maar hij is niet verstoken van bezoek. Hiermee is naar het oordeel van de Minister geen sprake van strijd met artikel 8 EVRM. Wat betreft hetgeen door klager is opgemerkt ten aanzien van het contact met zijn advocaat geldt dat dit inherent is aan de functie van advocaat. Het is onmogelijk rekening te houden met de vestigingsplaats van de advocaat bij het plaatsen van gedetineerden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aangetoond om van het beleid af te wijken en de beslissing is op juiste gronden genomen.

4.         De beoordeling

4.1.      Het h.v.b. van de p.i. Ter Apel is een h.v.b. voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2.      Klager is aangemerkt als vreemdeling zonder rechtmatige titel van verblijf en komt daarom in beginsel in aanmerking voor plaatsing in een VRIS-inrichting. De p.i. Ter Apel is als enig h.v.b. in Nederland voor mannen aangewezen als VRIS-inrichting. Plaatsing van een strafrechtelijk gedetineerde vreemdeling in een andere inrichting dan in een daarvoor bestemde inrichting is niet uitgesloten, maar daartoe wordt alleen overgegaan, als sprake is van uitzonderlijke feiten of omstandigheden (zie RSJ 1 december 2015, 15/2892/GB). Van dusdanig uitzonderlijke omstandigheden dat klager in een andere inrichting geplaatst dient te worden, is naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake.

4.3.      De namens klager aangevoerde problemen voor zijn raadsman en bezoekers om hem in de p.i. Ter Apel te bezoeken zijn onvoldoende zwaarwegend en kunnen niet leiden tot de conclusie dat sprake zou zijn van strijd met artikel 8 van het EVRM. De mogelijkheid contact te onderhouden middels een Skypeverbinding is klager geboden. Klager maakt ook gebruik van die mogelijkheid. Daarbij is klager niet verstoken van bezoek. Hetgeen namens klager is aangevoerd met betrekking tot het arrondissement van vervolging en de vestigingsplaats van zijn advocaat is evenmin dermate uitzonderlijk, dat dit zou moeten leiden tot een gegrondverklaring van het beroep. 

4.4.      De bestreden beslissing kan op grond van het bovenstaande, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 4 september 2019.

           secretaris         voorzitter

Naar boven