Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4149/GV, 9 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:09-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/4149/GV

betreft: [klager]            datum: 9 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 3 juli 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.

Klager is zelfmelder en heeft zich nooit voortvluchtig gedragen. Vanwege zijn faillissement heeft hij noodgedwongen een zwervend bestaan moeten leiden. Zonder werk en stabiel inkomen is het voor klager onmogelijk een betalingsregeling te treffen. Hij heeft daarbij nooit een brief ontvangen van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB), hetgeen ook niet mogelijk is nu hij niet over een adres beschikt. Tijdens klagers verblijf in de p.i. Alphen aan den Rijn in 2017 heeft zijn casemanager namens hem contact opgenomen met het CJIB voor het treffen van een betalingsregeling. Een betalingsregeling bleek vanwege de hoogte van de schadevergoeding niet mogelijk te zijn en medegedeeld werd dat de schadevergoeding zou worden omgezet naar een vervangende hechtenis. Hierdoor is hij onevenredig zwaar gestraft ten opzichte van iemand die wel in staat is een schadevergoeding van een dergelijke hoogte te betalen. Verder is sprake van schending van het proportionaliteits- en evenredigheidsbeginsel. Klager is nooit een kans gegeven om te betalen, waardoor op basis van het dossier nu de indruk kan bestaan dat sprake is van betalingsonwil in plaats van betalingsonmacht. In augustus 2018 heeft klagers casemanager in de p.i. Zwaag het CJIB namens klager aangeschreven met het verzoek tot het treffen van een betalingsregeling. Deze brief is bekend bij de Minister, maar nog steeds wordt gesuggereerd dat klager niet wil betalen. Vanwege de sluiting van de p.i. Zwaag is klager overgeplaatst naar de locatie Norgerhaven te Veenhuizen waar hij betere begeleiding ontvangt. Inmiddels heeft hij een afspraak met het re-integratiecentrum waar hij wordt geholpen met het treffen van een betalingsregeling met het CJIB. Vanwege zijn veroordeling zal klager zijn oude werk niet meer kunnen doen en zal hij zich moeten laten omscholen. Tot die tijd zal hij zich inzetten als vrijwilliger bij de kerk. Het feit blijft dat de arbeidsmarkt niet zit te wachten op een veroordeelde en daarbij is klager afhankelijk van zijn curators. De Minister meent dat klager niet traceerbaar was, zijn telefoonnummer was echter bekend bij de instanties. Toen hij een sms kreeg van de politie, heeft hij zelf contact met de politie opgenomen over zijn terugkeer vanuit Frankrijk. Hij hielp inderdaad zijn vriendin in Frankrijk met de opbouw van haar huis, maar hij had hierin geen enkele inbreng, belang of bezit. Het is niet juist dat klager in Nederland niet over een adres beschikt. Justitie is op de hoogte van het door klager aangedragen verlofadres. Het doel van algemeen verlof is dat klager in de gelegenheid wordt gesteld de relatie met zijn vriendin te onderhouden. Zonder stabiele thuissituatie is een betalingsregeling ook niet haalbaar. Klager vindt het vervelend voor de gedupeerden hoe de zaken zijn gelopen, maar dit is met name te wijten aan slechte bewindvoering. Hij zal zich in de toekomst zo veel mogelijk inspannen om, al is het maar een fractie, het bedrag aan hen terug te betalen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Het verzoek tot algemeen verlof is afgewezen, omdat het risico op onttrekking aan detentie aanwezig wordt geacht. Immers is gebleken dat klager na zijn veroordeling niet te traceren was voor de tenuitvoerlegging van zijn straf, noch in juli 2017 voor de openstaande schadevergoedingsmaatregel. Daarbij heeft klager op dit moment geen verblijfsadres in Nederland. Voorts heeft klager geen enkele moeite ondernomen om de openstaande schadevergoeding te betalen of daarvoor een betalingsregeling met het CJIB te treffen. Bij het verlenen van vrijheden aan klager op dit moment, worden de belangen van de slachtoffers geschaad en worden zij in hun rechtsgevoel aangetast vanwege de grote schade die zij hebben geleden. De afwijzing van het verzoek tot algemeen verlof is gelet op het voorgaande op juiste gronden genomen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De reclassering heeft de risico’s die verlofverlening met zich meebrengt laag ingeschat en daarbij is klagers gedrag in de inrichting goed.

De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem-Leeuwarden heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager nog maar net de helft van zijn straf heeft uitgezeten en zijn voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) kan gebruiken voor zijn re-integratie. Klager is voorts nog tienduizenden euro’s verschuldigd aan de slachtoffers, zonder dat hij is begonnen met terugbetalen. Het zou tegen het rechtsgevoel indruisen als klager verlof zou worden verleend. 

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

Uit het advies van de reclassering van 7 juni 2019 volgt dat zij de risico’s op letselschade, recidive en onttrekking aan de voorwaarden laag inschat. Zij adviseert klager in aanmerking te laten komen voor v.i. Bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht acht zij niet noodzakelijk. Na detenie is er zicht op stabiliteit.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van 900 dagen wegens vermogensdelicten. Aansluitend dient hij een (subsidiaire) hechtenis van 360 dagen te ondergaan in verband met een schadevergoedingsmaatregel op grond van de wet Terwee. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 17 juli 2020.Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Het verlof is (mede) geweigerd op grond van artikel 4 aanhef en onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting dat luidt: ‘Het verlof wordt geweigerd in geval van ernstig vermoeden dat de gedetineerde zal proberen zich aan de detentie te onttrekken’. Uit het dossier volgt dat klager, na daartoe opgeroepen te zijn, zichzelf heeft gemeld in de inrichting. De reclassering schat de risico’s op recidive, onttrekking aan de voorwaarden en letselschade laag. De vrijhedencommissie heeft naar aanleiding van voornoemd reclasseringsadvies, mede vanwege klagers goede gedrag in de inrichting, positief geadviseerd ten aanzien van verlofverlening. Het door klager aangedragen verlofadres, te weten het adres van zijn vriendin in Rotterdam, is door de politie geschikt bevonden. In het licht van voornoemde feiten en omstandigheden is onvoldoende gemotiveerd dat sprake is van een ernstig vermoeden dat klager zich aan zijn detentie zal proberen te onttrekken. Daar komt bij dat de Minister aan diens beslissing niet het juiste criterium ten grondslag heeft gelegd. In plaats van “een risico op onttrekking aan detentie” dient een ernstig vermoeden te bestaan dat een gedetineerde zal proberen zich aan de detentie te onttrekken.

Klager heeft toegelicht dat zijn belang bij een algemeen verlof, kort gezegd, bestaat uit het onderhouden van zijn relatie en dat een stabiele thuissituatie bijdraagt aan het uiteindelijk kunnen voldoen aan de opgelegde schadevergoedingsmaatregel. Ook de reclassering onderkent het belang bij stabiliteit. De bestreden beslissing geeft er onvoldoende blijk van dat voornoemde belangen van klager betrokken zijn in de belangenafweging. De beslissing is gelet op het voorgaande onvoldoende toereikend gemotiveerd en kan om die reden niet in stand blijven. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De bestreden beslissing zal worden vernietigd en de Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 9 september 2019.

          secretaris         voorzitter

Naar boven