Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4243/GB, 16 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:16-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/4243/GB

Betreft:            [klager]            datum: 16 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 2 juli 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 27 augustus 2015 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de p.i. Vught.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

In de afwijzende beslissing wordt gesteld dat klager geen contact zou hebben met vrienden of familie. Klager stelt dat dit komt omdat hij het geld niet heeft om zijn telefoonkaart op te laden of om post te versturen. Dit is dan ook de reden dat klager bezoek wil ontvangen, zodat hij op die manier toch contact kan onderhouden met zijn familie en vrienden. Overwerken is niet toegestaan, waardoor hij niet meer dan € 15 ,= kan verdienen, hetgeen hij nodig heeft voor zijn persoonlijke verzorging. Klager begrijpt voorts niet waar de beschuldiging vandaan komt dat hij een casemanager zou hebben bedreigd. Klager heeft een overplaatsing nodig om zijn sociale contacten te onderhouden, zodat hij na detentie zijn leven weer op kan pakken. Middels dit beroep hoopt hij te bewerkstelligen alsnog te worden overgeplaatst naar de p.i. Krimpen aan den IJssel dan wel de locatie De Schie te Rotterdam.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Op 5 december 2018 is klager wegens het bedreigen van zijn casemanager overgeplaatst van de p.i. Krimpen aan den IJssel naar de p.i. Vught. Tegen deze beslissing is klager niet in bezwaar gegaan. Navraag bij de p.i. Krimpen aan den IJssel leert dat het niet wenselijk is klager daar te plaatsen vanwege de eerdere bedreiging. Op 7 augustus 2019 heeft klager een nieuw verzoek tot overplaatsing gedaan, waarin hij verzoekt tot overplaatsing naar de locatie Roermond. Dit strookt niet met zijn eerdere verzoek tot overplaatsing vanwege bezoektechnische redenen. In de p.i. Krimpen aan den IJssel heeft hij bovendien ook nooit bezoek ontvangen.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft, zo blijkt uit het selectieadvies van 26 juni 2019, verzocht om overplaatsing naar de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel. Namens klager is in beroep aangevoerd dat subsidiair is verzocht om plaatsing in de locatie De Schie. De beroepscommissie laat dit onderdeel buiten beschouwing, nu dit buiten de omvang van het initiële verzoek tot overplaatsing valt. 

4.2.      Uit het dossier komt naar voren dat klager in december 2018 zijn casemanager in de p.i. Krimpen aan den IJssel (met de dood) heeft bedreigd en als gevolg daarvan is overplaatst naar de p.i. Vught. De p.i. Krimpen aan den IJssel heeft desgevraagd te kennen gegeven dat een overplaatsing van klager naar de inrichting onwenselijk is gezien deze eerdere doodsbedreiging. Voorts heeft klager zijn bezoekproblemen onvoldoende feitelijk onderbouwd en blijkt uit het dossier dat klager in de p.i. Krimpen aan den IJssel evenmin bezoek ontving. Daarbij komt uit het dossier naar voren dat klager in augustus 2019 heeft verzocht om overplaatsing naar de locatie Roermond, hetgeen niet strookt met de stelling dat hij vanwege bezoektechnische redenen overgeplaatst wil worden naar de regio Rotterdam. In het licht van voornoemde feiten en omstandigheden kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 16 september 2019.

            secretaris         voorzitter

Naar boven