nummer: R-19/4377/GV
betreft: [klager] datum: 4 september 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 30 juli 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt – samengevat – toegelicht. Klager verzoekt om onbegeleid incidenteel verlof op 19 september 2019 voor tien uur, teneinde het 60-jarig huwelijksjubileum van zijn ouders bij te wonen en als gezin bij elkaar te zijn. Sinds december 2018 wordt hij in de gelegenheid gesteld zijn vader door middel van omgekeerd bezoek te ontmoeten. De gezondheid van zijn ouders wordt steeds slechter. Klagers vader heeft tot nu toe zijn operatie uitgesteld, zodat hij met zijn gezin bij dit jubileum kan stilstaan. Aangezien het om een besloten familiebijeenkomst gaat, is een begeleid verlof niet aan de orde. Bij eerder aan klager verleende begeleide verloven waren medewerkers van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) in burgerkleding aanwezig en droegen zij hun wapens op een niet opvallende plek. De Minister had naar klagers familie een antecedentenonderzoek kunnen doen. De omstandigheid dat DV&O niet weet in welk milieu zij zich tijdens het verlof zullen begeven, vormt daarom geen reden het verlof af te wijzen. Het is ongepast en onredelijk dat eventueel alcoholgebruik onder de aanwezigen aan de bestreden beslissing ten grondslag is gelegd. Van een vluchtgevaar is geen sprake, omdat klager bij zijn familie en vrienden wil zijn. Tijdens zijn huidige detentieperiode van 29 maanden vertoont klager goed gedrag in de inrichting.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.
In RSJ 30 juli 2019, R-19/4026/GV is de Minister opgedragen te motiveren waarom klager niet op grond van de reeds met klager overeengekomen omgekeerde bezoekregeling eenmalig, onder dezelfde voorwaarden en in plaats van het reguliere bezoek, het huwelijksjubileum op
19 september 2019 zou kunnen bijwonen. Hoewel volgens deze omgekeerde bezoekregeling alleen begeleide verloven zijn toegestaan, wenst hij nu een onbegeleid verlof. Dat is dus in strijd met de eerder gestelde voorwaarden. Uit navraag bij DV&O blijkt dat de veiligheid van de medewerkers van DV&O niet kan worden gegarandeerd. Zowel de samenstelling van het gezelschap als het aantal personen dat de familiebijeenkomst zal bijwonen, is onbekend. Daardoor hebben de begeleiders geen overzicht en weten zij niet in welk milieu zij zich tijdens het verlof zullen bevinden. Een antecedentenonderzoek doet niet af aan de aanwezige risico’s, nu meer dan drie personen het huwelijksjubileum zullen bijwonen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder verwijzing naar het advies van de advocaat-generaal.
Het multidisciplinair overleg heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag voor de duur van zes uren en onder toepassing van elektronische controle, vanwege klagers goede gedrag in de inrichting.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Den Bosch heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klagers aanwezigheid bij het huwelijksjubileum niet noodzakelijk is en omdat informatie ontbreekt om de voorwaarden van artikel 22 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) te kunnen toetsen.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.
3. De beoordeling
Klager is in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, wegens gekwalificeerde verduistering, meermalen gepleegd, en gewoontewitwassen. Tegen dit arrest heeft klager een cassatieberoep ingesteld. Aansluitend dient hij een vervangende hechtenis van 221 dagen te ondergaan op grond van de wet Terwee, evenals een lijfsdwang van 540 dagen. De fictieve einddatum van zijn detentie is bepaald op 10 september 2022.
Op grond van artikel 21 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Klager verzoekt om onbegeleid incidenteel verlof teneinde het 60-jarig huwelijksjubileum van zijn ouders bij te wonen. Vanwege de slechte gezondheidssituatie van zijn vader zal het bezoek eveneens in het teken staan van het samenzijn van het gezin.
Sinds december 2018 wordt klager in de gelegenheid gesteld door middel van een zogenoemd omgekeerd bezoek driemaandelijks onder begeleiding van DV&O zijn ouders te bezoeken. De laatste keer vond dit in juli 2019 plaats. In RSJ 30 juli 2019, R-19/4026/GV heeft de beroepscommissie overwogen dat niet afdoende is gemotiveerd waarom deze mogelijkheid niet – eenmalig, onder dezelfde voorwaarden en in plaats van het reguliere bezoek – benut zou kunnen worden om het huwelijksjubileum op 19 september 2019 bij te wonen. Daarom is klagers beroep gegrond verklaard en is de Minister opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van de hierboven genoemde uitspraak.
De Minister heeft onderzocht of voor het door klager opgegeven verlofdoel een begeleid verlof mogelijk is. Uit de inlichtingen van DV&O volgt dat een begeleid verlof van een gedetineerde vanwege veiligheidsredenen normaliter in aanwezigheid van twee of drie personen kan plaatsvinden. Indien meer personen aanwezig zijn, is de situatie onvoldoende overzichtelijk en kan adequate beveiliging niet worden gerealiseerd. Gelet op het verlofdoel is een begeleid verlof in klagers geval technisch niet uitvoerbaar. Daarbij zij opgemerkt dat onbegeleid verlof ten behoeve van het jubileum, mede gezien de voorwaarden waaronder klager zijn ouders periodiek mag bezoeken, in redelijkheid niet aan de orde kan zijn.
Het vorenstaande rechtvaardigt een afwijzing van de verlofaanvraag. De beslissing van de Minister kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Bikker, secretaris, op 4 september 2019.
secretaris voorzitter