Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3993/GV, 5 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:05-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/3993/GV

betreft: [klager]            datum: 5 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C. van Hoogmoed, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 11 juni 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming  (de Minister), en van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager verzoekt om strafonderbreking ten behoeve van de voorbereiding en onderbouwing van een in Spanje ingediend herzieningsverzoek en vijf lopende klachtzaken. Er is sprake van een noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking. Anders dan de beroepscommissie in

RSJ 25 oktober 2018, R-1261 heeft overwogen, is klager onvoldoende in de gelegenheid gesteld zijn thans lopende rechtszaken in Spanje gedegen voor te bereiden. Tot op heden is het niet mogelijk gebleken zijn zaken vanuit de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) te regelen, omdat klager niet over de benodigde stukken beschikt en hij slechts in de avonduren en weekenden gelegenheid heeft hieraan te werken. Het is voor klager financieel niet mogelijk een advocaat in te schakelen, zodat hij zijn verdediging zelf moet voeren. Als hij dat niet doet, zal het herzieningsverzoek nietig worden verklaard. Klager zou zijn straf liever in één keer doorlopen, maar hij acht het verlenen van strafonderbreking noodzakelijk om zijn rechten te kunnen verdedigen. Het verlenen van strafonderbreking heeft ook resocialisatie tot doel.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Er is geen noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking. Klager heeft contact met een Spaans advocatenkantoor dat zaken voor hem kan doen. Niet is gebleken dat klager heeft getracht zijn zaken vanuit de z.b.b.i. te regelen. Evenmin is gebleken dat de rechtszaken al voorafgaand aan zijn detentieperiode liepen of op dit moment nog lopen. Uit de stukken volgt dat rechtsbijstand in het kader van een herzieningsprocedure is vereist en dat klagers aanwezigheid in Spanje niet noodzakelijk is. Thans is de behandeling van het herzieningsverzoek opgeschort, totdat een advocaat en procureur zich stellen. Het is dus niet nodig dat klager zich kenbaar maakt.

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking, omdat de noodzaak ontbreekt. Vanwege zijn verblijf in een z.b.b.i. heeft hij voldoende beschikbare vrije tijd. Daarnaast valt klagers verlofdoel niet onder een van de in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) opgenomen gronden voor het verlenen van strafonderbreking.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager is in Spanje veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. Deze straf is op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties aan de Nederlandse autoriteiten overgedragen en wordt in Nederland ten uitvoer gelegd. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 11 september 2020.

In artikel 34 van de Regeling staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Klager verzoekt om strafonderbreking ten behoeve van de voorbereiding van een in Spanje ingediend herzieningsverzoek en vijf klachtzaken. Aan de orde is de vraag of in klagers geval het verlenen van strafonderbreking noodzakelijk is in de zin van de Regeling.

Bij beslissing van 15 maart 2019 is klager geselecteerd voor plaatsing in de z.b.b.i. van de penitentiaire inrichting Middelburg, waarbij klager wekelijkse regimesgebonden verloven geniet. Uit het dossier komt daarnaast naar voren dat klager zich in het kader van het in Spanje ingediende herzieningsverzoek dient te laten bijstaan door een advocaat. Aangezien hij (nog) geen advocaat in de arm heeft genomen, is de behandeling van het verzoek op dit moment opgeschort.

Nog daargelaten of klager alleen een advocaat kan inschakelen als hij in Spanje is, is de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking onvoldoende aannemelijk geworden. Aangezien klager in een z.b.b.i. verblijft, heeft hij tijdens de aan dit regime verbonden vrijheden de mogelijkheid zijn rechtszaken voor te bereiden. Evenmin is voldoende onderbouwd dat hij niet de mogelijkheid heeft zijn rechtszaken vanuit de inrichting voor te bereiden en met zijn advocaat (digitaal) te communiceren. De beslissing van de Minister kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 5 september 2019.

            secretaris         voorzitter

Naar boven