Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3971/GV, 5 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:05-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/3971/GV

betreft: [klager]            datum: 5 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 6 juni 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Klager zit in het laatste half jaar van zijn detentie. Hij heeft over nagenoeg de hele detentieperiode goed gedrag vertoond, is geplaatst in het plusregime en heeft momenteel een goede baan binnen de inrichting. Hij begrijpt dan ook niet dat hem niet de mogelijkheid wordt geboden te resocialiseren. De Minister lijkt niet te beseffen, althans het wordt niet gemeld in de overweging, dat klager over enkele maanden de inrichting zal verlaten. Hij is zijn woning et cetera reeds kwijtgeraakt en zal zonder enige steun of zekerheid de inrichting verlaten. Een deugdelijke motivering waarom de risico’s niet kunnen worden ingeperkt met voorwaarden, ontbreekt. Derhalve is door de Minister geen juiste belangenafweging gemaakt.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.

De reclassering stelt in haar rapport van 31 oktober 2018 dat het mogelijk is elektronische controle toe te passen op de gestelde voorwaarden bij een eventuele verlofverlening. In het detentie en re-integratierapport van 21 juni 2018 staat echter dat de reclassering de indruk heeft dat klager niet openstaat voor interventies gericht op gedragsverandering. Daarmee blijft het recidiverisico hoog. Het Openbaar Ministerie stelt verder dat het recidivegevaar niet voldoende kan worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden. Het verzoek van klager in september 2018 tot schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen, omdat het hof van oordeel was dat gelet op de justitiële documentatie en de inhoud van het reclasseringsrapport, het recidivegevaar niet voldoende kon worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden bij de schorsing. Het stellen van bijzondere voorwaarden doet de ingeschatte risico’s derhalve niet afnemen. Het willen bezoeken van de verjaardag van klagers kind is niet van dien aard dat een algemeen verlof toegewezen zou moeten worden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van algemeen verlof. Het hof heeft het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis in september 2018 afgewezen, omdat het recidivegevaar onvoldoende kan worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden. Er zijn geen omstandigheden aangevoerd die maken dat het verlof zou moeten worden toegewezen en onduidelijk is hoe het herhalingsgevaar kan worden ingeperkt. Daarbij is sprake van een niet onherroepelijke zaak en wacht klager bij een veroordeling mogelijk een langdurige gevangenisstraf.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

De reclassering heeft op 21 juni 2018 positief geadviseerd ten aanzien van plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting. Om een plan van aanpak gericht op gedragsverandering op te stellen, acht zij verdiepingsdiagnostiek noodzakelijk alvorens zij adviseert over een eventuele deelname aan een gestapeld traject (plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting gevolgd door deelname aan een penitentiair programma. Na afronding van het hoger beroep kan diagnostiek worden aangevraagd.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een niet-onherroepelijke gevangenisstraf van 40 maanden, wegens oplichting gepleegd in vereniging. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is bepaald op 11 januari 2020.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

De beroepscommissie stelt vast dat de reclassering zich meer dan een jaar geleden – bij rapport van 21 juni 2018 – heeft uitgelaten over de kans op recidive. Deze werd destijds hoog ingeschat. Ook de beslissing van het gerechtshof het verzoek tot schorsing af te wijzen is ten tijde van de bestreden beslissing bijna een jaar oud. Het advies van het Openbaar Ministerie – ten tijde van de bestreden beslissing al bijna een half jaar oud – is op zijn beurt kennelijk alleen gebaseerd op de justitiële documentatie, voornoemd reclasseringsrapport en de beslissing van het gerechtshof. Slechts het positieve advies van de vrijhedencommissie d.d. 29 april 2019 bevat een meer recente beoordeling van klager.

Nu de Minister diens afwijzing heeft gebaseerd op oude informatie, te weten voornoemd reclasseringsrapport, de beslissing van het gerechtshof en het advies van het Openbaar Ministerie, is in deze beslissing niet gemotiveerd de meest recente situatie van klager ten tijde van de bestreden beslissing betrokken. De beslissing is daardoor onvoldoende toereikend gemotiveerd.

Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De bestreden beslissing zal worden vernietigd en de Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 5 september 2019.

            secretaris         voorzitter

Naar boven