Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3950/GV, 28 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:28-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/3950/GV

betreft: [klager]            datum: 28 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager,gericht tegen een op 29 mei 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),en van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof toegewezen, onder de voorwaarden van een locatiegebod, een contactverbod met het slachtoffer, een dagelijkse meldplicht bij de politie en een locatieverbod dat door middel van elektronisch toezicht wordt gecontroleerd. Het beroep is gericht tegen de aan het algemeen verlof verbonden bijzondere voorwaarden.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Aan het toegewezen algemeen verlof zijn de voorwaarden verbonden van een meldplicht, elektronisch toezicht en een locatiegebod. Het is onduidelijk waarom een meldplicht en elektronisch toezicht aan het verlof zijn verbonden. De meldplicht en het elektronisch toezicht zijn niet met elkaar te rijmen. Aangezien klager in de inrichting bij het verlenen van vrijheden vertrouwen heeft gewekt, moet hem tijdens het verlof voldoende vrijheid worden geboden. Het slachtoffer van het door klager gepleegde misdrijf heeft geen gehoor geven aan de brieven die aan hem zijn toegezonden. Eerst vanwege onderhavige procedure raakte klager bekend met de woonplaats van het slachtoffer. Er bestaat geen noodzaak voor het opleggen van een locatiegebod.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit het deeladvies van de reclassering inzake elektronische controle volgt dat de combinatie van een locatieverbod en een locatiegebod met elektronische toezicht is geïndiceerd ter bescherming van een aanwijsbaar slachtoffer. Klager heeft bij de reclassering aangegeven aan de oplegging van bijzondere voorwaarden zijn medewerking te zullen verlenen. Overeenkomstig de adviezen van het Openbaar Ministerie (OM), de vrijhedencommissie en een verzoek van de politie zijn eveneens een contactverbod en een dagelijkse meldplicht bij de politie opgelegd, zodat het recidiverisico, het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden en het risico op letselschade kunnen worden ondervangen. Daarnaast is het klagers eerste verlofaanvraag. Inmiddels is gebleken dat klager zich tijdens het aan hem verleende algemeen verlof niet heeft gehouden aan de dagelijkse meldplicht bij de politie en het locatiegebod.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder de voorwaarde van een dagelijkse meldplicht, een locatieverbod en elektronisch controle.

Het OM heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder de voorwaarde van een contactverbond met het slachtoffer van het door klager gepleegde misdrijf.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden. De politie wenst op de hoogte te worden gesteld van de ingangsdatum van het verlof, zodat aan klager tijdens het verlof een bezoek kan worden gebracht.

3.         De beoordeling

Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren met aftrek, wegens eenvoudige mishandeling, diefstal met geweld en afpersing in vereniging. Tegen dit vonnis heeft hij hoger beroep ingesteld. Aansluitend dient hij een vervangende hechtenis te ondergaan van zestig dagen, in verband met het niet (naar behoren) uitvoeren van een taakstraf. De fictieve einddatum van klagers detentie is bepaald op 10 april 2020.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

In het kader van klagers verzoek om algemeen verlof zijn verschillende adviezen uitgebracht. De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder de voorwaarde van een dagelijkse meldplicht, een locatieverbod en elektronische controle. Het OM heeft eveneens positief geadviseerd, mits een contactverbod met het slachtoffer aan het algemeen verlof wordt verbonden. De reclassering acht het opleggen van een locatieverbod en een locatiegebod, onder toepassing van elektronische controle, geïndiceerd. Het deeladvies inzake elektronische controle heeft uitgewezen dat het toepassen van elektronische controle mogelijk is en dat op het verlofadres aan de voorwaarden kan worden voldaan. In dit advies is bovendien opgemerkt dat klager te kennen heeft gegeven mee te willen werken aan de op te leggen bijzondere voorwaarden.

Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de Minister om de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden aan het algemeen verlof te verbinden niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 28 augustus 2019.

           secretaris         voorzitter

Naar boven