nummer: 03/2423/GA
betreft: [klager] datum: 18 december 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 15 oktober 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Haarlem,
gericht tegen een uitspraak d.d. 3 oktober 2003 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 8 december 2003, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam, is gehoord de heer [...], unit-directeur van voormelde locatie.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, alsmede de bijkomende maatregel inzake beperking van de mogelijkheid tot telefoneren, wegens het na eenwoordenwisseling in een vechtpartij geraken met een medegedetineerde.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagcommissie is voorbij gegaan aan het feit dat de aanleiding tot de escalatie, het ondanks een toezegging niet gunnen van belminuten aan anderen, wel degelijk bij klager lag. Gedetineerden gunnen elkaar belminuten. Getrachtwordt dat zodanig te structureren dat de gedetineerden ongeveer dezelfde beltijd krijgen.
Ik betwist dat klager vanuit zelfverdediging heeft gehandeld. Klager en een medegedetineerde hebben samen gevochten. Die medegedetineerde heeft geen straf gekregen, omdat hij niet de aanvaller was. Klager nam als eerste hetinitiatief, maar ontkende bijna dat hij op de bewuste plek aanwezig was.
Ook als klager uit zelfverdediging zou hebben gehandeld, geldt dat hij de orde en rust in de inrichting heeft verstoord.
Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ziekte van klagers vader. Klager mocht via het afdelingshoofd met zijn vader bellen, ook na de tenuitvoerlegging van de straf en maatregel.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Blijkens de beschikking d.d. 8 augustus 2003 is klager een disciplinaire straf en bijkomende maatregel opgelegd op grond van de overweging dat klager “na een woordenwisseling in een vechtpartij is geraakt met een medegedetineerde”en hij daardoor de orde en rust in de inrichting heeft verstoord.
Klager heeft niet betwist dat hij na een woordenwisseling in een vechtpartij met een medegedetineerde is geraakt. Een dergelijk feit vormt voldoende grond voor het opleggen van een disciplinaire straf, zoals aan klager opgelegd,ongeacht de vraag of klager al dan niet aanleiding heeft gegeven tot de vechtpartij. Niet aannemelijk is geworden dat klager slechts uit zelfverdediging heeft gehandeld. De beslissing klager een disciplinaire straf van drie dagenopsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel op te leggen is derhalve niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.Hetzelfde geldt ten aanzien van de beslissing tot het opleggen van de bijkomende maatregel inzake beperking van de mogelijkheid tot telefoneren, mede gelet op de omstandigheid dat de woordenwisseling verband hield met het elkaargunnen van extra belminuten.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H. Heijs en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 18 december 2003
secretaris voorzitter