Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/2023/SGA, 31 juli 2019, schorsing
Uitspraakdatum:31-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/2023/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 31 juli 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van  […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave.   Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 25 juli 2019, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 25 juli 2019 om 09.00 uur en eindigend op 8 augustus 2019 om 09.00 uur, wegens het aantreffen van contrabande in verzoekers cel.  De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke mededeling van de commissie van toezicht van 30 juli 2019 dat het schorsingsverzoek tevens als klaagschrift aangemerkt zal worden alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 30 juli 2019.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 24 juli 2019, volgt dat er – nadat er in verzoekers cel op 2 juli 2019 twee mobiele telefoons zijn aangetroffen – tijdens een celinspectie op 24 juli 2019 wederom contrabande in verzoekers cel is aangetroffen, te weten een USB-kabel voor een mobiele telefoon. Verzoeker stelt dat hij niet wist dat de USB-kabel in zijn cel lag en vindt de opgelegde straf onredelijk, ook omdat hij kortgeleden ook in de strafcel heeft moeten verblijven voor het ondergaan van de disciplinaire straf voor de aangetroffen mobiele telefoons.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, moet een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, hoewel de ´Sanctiekaart 2019´ daarvoor ruimte biedt, voor het aantreffen van een USB-kabel voor een mobiele telefoon, - ongeacht of verzoeker kortgeleden ook in de strafcel heeft moeten verblijven - disproportioneel worden geacht. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de bestreden beslissing dan ook genomen op gronden die deze niet geheel kunnen dragen, zodat de tenuitvoerlegging daarvan voor schorsing in aanmerking komt. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 31 juli 2019.

     secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven