Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2463/GA, 15 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:15-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/2463/GA

betreft: [klager]            datum: 15 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.M.E. Verpaalen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 14 december 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel (Nh 2018-000139).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Het opleggen van de disciplinaire straf was niet noodzakelijk ter handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Volstaan had kunnen worden met een mondelinge waarschuwing. Ten tweede meent klager dat de opgelegde straf disproportioneel is gelet op de landelijke sanctiekaart.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt - kort en zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.

Aan de disciplinaire straf liggen twee rapporten wegens het uitschelden van personeel en het niet opvolgen van opdrachten van het personeel ten grondslag. De duur van de disciplinaire straf kan op basis daarvan niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Een corrigerend gesprek was in het geval van klager niet meer aan de orde, nu hij in korte tijd de huisregels meerdere malen had overtreden.

3.         De beoordeling

Ten aanzien van wat door de beklagcommissie over de bewijskracht van op ambtseed opgemaakte verslagen is opgemerkt, overweegt de beroepscommissie als volgt. In het Wetboek van Strafvordering is een expliciete regeling opgenomen voor het op ambtseed opmaken van processen-verbaal door opsporingsambtenaren. Een dergelijke regeling is er niet in de Pbw en de beroepscommissie gaat er dan ook vanuit dat verklaringen en verslagen opgemaakt door piw-ers niet op ambtseed zijn opgemaakt.

Uit het schriftelijk verslag dat aan de disciplinaire straf ten grondslag ligt blijkt dat klager op 23 oktober 2018 personeelsleden heeft uitgescholden en de opdracht om zich naar zijn cel te begeven niet heeft opgevolgd. Uit het dossier blijkt verder dat op of omstreeks 16:00 uur wederom een rapport is aangezegd wegens het uitschelden van personeel. Op basis hiervan is voldoende aannemelijk geworden dat klager zich strafwaardig heeft gedragen. De opgelegde straf kan gelet op voornoemde gedragingen en in het licht van de landelijke sanctiekaart 2016 niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hiertoe neemt de beroepscommissie mede in aanmerking dat uit inlichtingen van de directeur volgt dat klager in korte tijd de huisregels meerdere malen heeft overschreden.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 15 augustus 2019.                             

secretaris        voorzitter

Naar boven