Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3382/TA, 26 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:26-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/3382/TA

betreft: [klager]            datum: 26 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.N.A. Brouns, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 8 april 2019 van de beklagcommissie bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de instelling in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. D.N.A. Brouns om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beperkingen die zijn opgelegd vanwege weigering mee te werken aan de urinecontrole op 6 november 2018 (HK2018/162).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De enkele reden dat de op 6 november 2018 opgelegde beperking minder dan 24 uur heeft geduurd is geen reden voor niet-ontvankelijkheid, omdat de klacht zich richt tegen de omstandigheid dat de urinecontrole door een fout van de instelling niet goed is verlopen waardoor de opgelegde beperking niet redelijk en billijk is geweest. Nadat aan klager op 6 november 2018 schriftelijk verslag was aangezegd had het hoofd van de instelling dit in beginsel binnen 24 uur moeten afhandelen. Bovendien zijn de opgelegde beperkingen onredelijk en buitenproportioneel. Klager was 25 minuten later aanwezig bij de medische dienst om daar alsnog zijn urine in te leveren omdat hij toen wel kon plassen. Dit is binnen de gebruikelijke maximale termijn van vier uur. Klager wenst financiële compensatie te ontvangen.

Het plaatsvervangend hoofd van de instelling heeft in beroep aangegeven zich te kunnen vinden in de uitspraak van de beklagcommissie en daarom een tegemoetkoming niet op zijn plaats te achten.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie is met de beklagcommissie van oordeel dat sprake is van weigering mee te werken aan de urinecontrole op de grond dat klager zich niet heeft gemeld op het op de oproep vermelde tijdstip, waardoor de medische dienst niet heeft kunnen vaststellen of klager op dat moment niet kon plassen en nog vier uur de gelegenheid moest worden gegeven om alsnog urine af te staan in een daartoe geschikte ruimte. Op grond daarvan is klager op 6 november 2018 afgezonderd in de herstelkamer en vervolgens zijn eigen kamer en is hem op 7 november 2018 afdelingsarrest opgelegd dat op 12 november 2018 is opgeheven. Gelet op de duur van deze maatregelen staat daartegen volgens het bepaalde in artikel 57, eerste, derde en vierde lid, Bvt geen beklag open.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter,  mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 26 augustus 2019.                       

            secretaris                                 voorzitter                   

Naar boven