Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2383/GA, 20 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:20-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/2383/GA

betreft: [klager]            datum: 20 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.E.R. Geurts, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 20 november 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. W.E.R. Geurts om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de omstandigheid dat klager zich gedurende zijn traject in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD), nog steeds in het basisprogramma bevindt (AB-2018-362).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In het vonnis van de rechtbank staat uitdrukkelijk vermeld dat een vlot verloop van de maatregel van belang is om de motivatie van klager te kunnen opwekken en vasthouden. Echter van een vlot verloop van de ISD-maatregel kan helaas niet meer gesproken worden nu de maatregel thans één jaar loopt en er geen sprake is van dagbesteding of verlof. Ondanks dat klager zijn uiterste best doet om mee te werken aan het ISD-traject, wordt dit vanuit de p.i. niet beloond of gewaardeerd. Zo verblijft klager het gehele traject al in het basisprogramma. Volgens de beklagcommissie zou het onwaarschijnlijk zijn dat plaatsing in het plusprogramma wel zou zorgen voor een gemotiveerde houding van klager. Echter gelet op de uitspraak van de rechtbank moet er toch iets gebeuren nu er sprake is van een vicieuze cirkel. De p.i. ziet klager als ongemotiveerd, klager verleent medewerking en alsnog wordt hem te kennen gegeven dat het niet voldoende is, hetgeen er bij klager weer toe leidt dat hij ongemotiveerd raakt als meewerken toch geen gevolgen heeft.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 1b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, zijn de gedetineerden aan wie de ISD-maatregel is opgelegd uitgesloten van de regeling omtrent het promoveren en degraderen. De beroepscommissie merkt op dat klagers dagprogramma, wegens zijn ongemotiveerde en weigerachtige houding, weliswaar overeenkomt met het basisprogramma, maar dat het ISD-traject een dergelijk basis- of plusprogramma aldus niet kent. Namens klager is aangevoerd dat niet van een vlot verloop van de ISD-maatregel kan worden gesproken. De beroepscommissie vat klagers klacht dan ook op als te zijn gericht tegen de voortgang van het ISD-traject.

Op grond van het bepaalde in artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kan de rechter op vordering van het Openbaar Ministerie, op verzoek van de verdachte of diens raadsman, dan wel ambtshalve bij of na het opleggen van een ISD-maatregel beslissen tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van die maatregel.

Een veroordeelde kan de rechter op grond van artikel 38s Sr zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel verzoeken te toetsen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. De rechter dient daarbij, zo volgt uit de memorie van toelichting, te kijken naar het verloop van de maatregel en na te gaan of de maatregel beantwoordt aan het doel waarvoor deze is opgelegd.

Voor klachten over onder andere het verloop, de inhoud, de doelmatigheid en de zorgvuldigheid van de behandeling bestaat derhalve een afzonderlijke procedure als geregeld in artikel 38s Sr. Uit de jurisprudentie (RSJ 20 oktober 2017, 16/4169/GA en 17/0672/GA) volgt dat op grond van artikel 60 van de Pbw hierom niet over de onderhavige kwestie kan worden geklaagd. Dit betekent dat klager – die overigens reeds de mogelijkheid heeft gehad om zijn klacht conform de procedure van artikel 38s Sr aan de rechter voor te leggen tijdens de tussentijdse toetsing van zijn ISD-maatregel op 30 augustus 2018 – niet in zijn klacht had moeten worden ontvangen. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn klacht.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. J.W. Wabeke en mr. D. van der Sluis, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 20 augustus 2019.

                secretaris  voorzitter

 

Naar boven