Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4159/GV, 31 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/4159/GV

Betreft:            […]      datum: 31 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A. Prins, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 10 juli 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat zijn partner hoogzwanger is en op 9 augustus 2019 is uitgerekend. Hij wil graag bij de bevalling aanwezig zijn. De afwijzing lijkt voort te komen uit een verkeerde lezing van klagers justitiële documentatie. Hij is de afgelopen tien jaar slechts driemaal onherroepelijk veroordeeld. Sepotbeslissingen en vrijspraken komen vaker voor. De delicten verschillen onderling van aard, zodat niet gesproken kan worden van een delictpatroon. Er is geen concreet bewijs voor een risico op onttrekking. De inrichting rapporteert positief over klagers gedrag en de manier waarop hij met vrijheden omgaat. Het ontbreken van een risicotaxatie is op zichzelf bezien onvoldoende om een verzoek tot strafonderbreking met zwaarwegende gronden af te wijzen indien geen sprake is van een delict patroon (RSJ 4 oktober 2018, R-772). Het bijwonen van de geboorte van een kind is een zwaarwegend belang, waaraan expliciet wordt gerefereerd in artikel 36 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Bij de beoordeling van een verzoek tot strafonderbreking is de Minister gehouden een belangenafweging te maken (RSJ 1 maart 2019, R-18/2186/GV). In deze zaak wordt echter volstaan met verwijzingen naar het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM). Niet is gebleken van een zelfstandige belangenafweging van de Minister. In het verweerschrift wordt niet ingegaan op de gronden van het beroep. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Gelet op de aard, ernst en hoeveelheid delicten waarvoor klager in de afgelopen tien jaar is veroordeeld, is een risicotaxatie noodzakelijk. Daarzonder wordt het recidiverisico en het risico op letsel door de selectiefunctionaris als hoog ingeschat. Klagers strafblad omvat 22 pagina’s. Het OM en de inrichting hebben negatief geadviseerd. Het OM wijst op een patroon van ernstige gewelds- en vermogensdelicten en ook de politie wijst op een lange lijst met antecedenten. Volgens het OM heeft klager geen verantwoordelijkheid genomen voor het delict en werkt hij niet mee met de reclassering. Daarom zou sprake zijn van een risico op onttrekking. Klager zou in aanmerking kunnen komen voor begeleid incidenteel verlof zodra het kind geboren is. De door de raadsman aangehaalde uitspraak had betrekking op algemeen verlof.

Op klagers aanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Den Haag heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat er geen risicotaxatie is gedaan, terwijl klagers justitiële documentatie 22 pagina’s omvat en daarin een zichtbaar patroon van gewelds- en vermogensdelicten zichtbaar is. Klager heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor het delict en werkt niet mee met de reclassering. Daarom is sprake van een risico op onttrekking. Ten tijde van de verwekking wist klager dat hem een lange detentie boven het hoofd hing. De politie heeft zich van advies onthouden, omdat over het verlofadres geen relevante informatie voorhanden is. Zij heeft daarnaast gewezen op klagers lange detentieverleden en zijn antecedenten op het gebied van mishandeling, gijzeling, ontvoering en bedreiging.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens pogingen tot doodslag en het verlaten van de plaats van het ongeval. De einddatum van zijn detentie is bepaald op 19 november 2021. Klager heeft verzocht om strafonderbreking om aanwezig te kunnen zijn bij de bevalling van zijn partner. Het staat niet ter discussie dat strafonderbreking voor een bevalling in beginsel mogelijk is gelet op artikel 36 van de Regeling. In deze zaak zijn er echter omstandigheden die zich verzetten tegen strafonderbreking en die zwaarder wegen dan klagers belang om bij de bevalling aanwezig te kunnen zijn. Dat onderbouwt de beroepscommissie als volgt. Klager is de afgelopen tien jaar meermaals veroordeeld voor – met name – geweldsdelicten. In de jaren daarvoor is hij veelvuldig veroordeeld voor vermogensdelicten. Er is sprake van een omvangrijke justitiële documentatie, waarbij de ernst van de delicten in de loop van de tijd toeneemt. Zonder nadere risico-inschatting lijkt op dit moment sprake te zijn van een hoog recidiverisico met een kans op letsel. In het kader van strafonderbreking kan dat niet worden ondervangen door bijvoorbeeld begeleiding, omdat de wet die mogelijkheid bij strafonderbreking niet biedt. Voor het verlaten van de inrichting onder begeleiding ten behoeve van een bezoek aan zijn pasgeboren kind, kan klager te zijner tijd incidenteel verlof aanvragen.
Voornoemde omstandigheden vormen een forse contra-indicatie voor strafonderbreking en rechtvaardigen een afwijzing van klagers vaanvraag. Daarom kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b. en i. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 31 juli 2019.

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven