Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2595/GV, 8 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2595/GV

betreft: [klager] datum: 8 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 12 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 november 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager heeft nooit harddrugs in zijn bezit gehad. De pillen, die zijn aangetroffen,waren niet van klager. Klager was met verlof toen de pillen op zijn cel werden geplaatst en gevonden. Het is nog niet bewezen dat de pillen van klager waren. Klager zou nooit zijn weekenden daarvoor riskeren. Klager is driemaalregimair verlof verleend en eenmaal incidenteel verlof en is altijd netjes teruggekeerd van verlof. Klager was graag aanwezig geweest op de verjaardag van zijn zieke zoontje. De politie had positief geadviseerd, omdat klager al vierkeer eerder zonder problemen met verlof was gegaan. Klager heeft 30 urinecontroles gehad en die waren allemaal goed. Bij celcontrole is nooit eerder iets gevonden. Omdat klager voor twee jongens niet de hotelkosten wilde betalen,hebben ze die pillen in zijn cel gegooid. Klager heeft zelf nooit een pil in zijn bezit gehad. Klagers gezin met zes kinderen wordt totaal kapot gemaakt. Klager gebruikt, omdat hij een goed voorbeeld voor de kinderen wil zijn, nooitalcohol of drugs. Omdat klager veel te ver van huis gedetineerd is, kan zijn vrouw hem niet bezoeken met de kinderen. Dat is financieel niet haalbaar. Twee maanden geleden kon klager zijn gezin ieder weekend zien.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De inrichting heeft negatief geadviseerd terzake van verlofverlening omdat klager recentelijk is teruggeplaatst vanuit een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) met regimair verlof. Klager is namelijk betrapt op het bezit van eengrote hoeveelheid pillen, Seresta, die niet door de inrichtingsarts aan klager zijn verstrekt. Het betrof hier een dusdanige hoeveelheid, dat die kan worden aangemerkt als een handelshoeveelheid. Klager is teruggeplaatst naar eennormaal beveiligde inrichting met algehele gemeenschap. Het in klager gestelde vertrouwen is door dit incident ernstig geschaad. In de notitie drugsontmoedigingsbeleid wordt gesteld dat het in bezit hebben van Seresta gelijk wordtgesteld aan het in bezit hebben van dan wel handelen in harddrugs. Regel is dat klager als gevolg van het incident uit de b.b.i. wordt geplaatst en zes maanden niet in aanmerking komt voor detentiefasering. Klager is teruggeplaatstnaar een gesloten inrichting en komt de eerste zes maanden niet in aanmerking voor verlof of detentiefasering. Klagers detentie duurt nog minimaal elf maanden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Flevoland, locatie Lelystad, heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat er in de b.b.i., waar klager voorheen verbleef, 83 Seresta-pillen op zijn cel zijnaangetroffen en omdat klager zich in Lelystad onttrekt aan de verplichte arbeid binnen de inrichting, terwijl hij niet arbeidsongeschikt is verklaard.
De politie heeft, gelet op eerder zonder problemen doorgebracht verlof, geen bezwaar tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van respectievelijk dertig maanden, vijf weken, met aftrek, wegens gekwalificeerde diefstal, oplichting, afpersing en overtreding van de Wet wapens en munitie. De wettelijk vroegst mogelijkev.i.-datum valt op of omstreeks 28 mei 2004. Aansluitend dient hij eventueel vervangende/subsidiaire hechtenis van respectievelijk vier maanden, zes dagen en zes dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager is vanuit een beperkt beveiligde inrichting met regimair verlof teruggeplaatst naar een inrichting met een normaal beveiligingsniveau en een regime van algehele gemeenschap in verband met het aantreffen van 83 Seresta-pillenop klagers cel en uit de thans beschikbare informatie is vooralsnog niet gebleken dat het door klager gestelde, dat de pillen door andere gedetineerden op zijn cel zijn gelegd, juist zou zijn.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden voldoende contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag, gelet op de thans beschikbare informatie, rechtvaardigen.Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder c. en d. van de Regeling tijdelijkverlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven