Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3818/GB, 12 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:12-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3818/GB

Betreft:            [klager]                                               datum: 12 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.H.A. Horsch, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 20 mei 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het bezwaarschrift van klager tegen de beslissing hem te over te plaatsen naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 30 augustus 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie De Schie te Rotterdam. Op 27 maart 2019 is hij overgeplaatst naar de p.i. Dordrecht, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager verbleef sinds eind 2016 in de gevangenis van de locatie De Schie en heeft zich daar altijd goed gedragen. Klager is overgeplaatst, omdat de moeder van klagers slachtoffer (via een extern bedrijf) werkt in de locatie De Schie en dit ongewenste confrontaties en spanningen op kon leveren. Klager valt hierin geen enkel verwijt te maken; de inrichting had met enig onderzoek kunnen weten dat de vrouw die in de inrichting werkt, de moeder van klagers slachtoffer is. Blijkbaar is de screening op antecedenten niet afdoende geweest om onwenselijke situaties te voorkomen. Het is uiterst zorgwekkend dat de inrichting die niet eerder heeft opgemerkt, mede gelet op de gevoeligheid van deze strafzaak. De Minister heeft niet gemotiveerd waarom niet kon worden volstaan met andere maatregelen dan een overplaatsing van klager. De overplaatsing heeft vergaande nadelige gevolgen voor hem. Hij ontvangt - in verband met de lange reisafstand en de hoge reiskosten - geen bezoek meer van zijn partner, met wie hij al vele jaren een relatie heeft. Zij was de enige persoon die hem bezocht. Nu dat niet meer mogelijk is komt het recht op bezoek, zoals genoemd in artikel 38, van de Pbw, in het gedrang. Klager verzoekt een financiële tegemoetkoming en wenst te worden gehoord.

3.2.      De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Uit het selectieadvies van de locatie De Schie van 25 maart 2019 volgt dat klager aan het afdelingspersoneel kenbaar heeft gemaakt dat de moeder van zijn slachtoffer binnen de inrichting werkt via beveiligingsbedrijf G4S. Klager heeft als inrichting van zijn voorkeur de p.i. Krimpen aan den IJssel opgegeven, maar hier was geen celcapaciteit beschikbaar. Het staat klager vrij een nieuw overplaatsingsverzoek in te dienen van de p.i. Dordrecht naar de p.i. Krimpen aan den IJssel. De Minister heeft als taak te zorgen voor een ongestoorde tenuitvoerlegging van klagers detentie en heeft geen invloed op een arbeidscontract van een personeelslid. De p.i. Dordrecht is ligt niet ver van de locatie De Schie. Daarnaast blijkt uit de bezoekerslijst van de p.i. Dordrecht dat klager met zeer grote regelmaat bezoek ontvangt, van zowel zijn partner als van anderen. De Minister ziet geen aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

4.2.      Uit de inlichtingen van de Minister, waaronder het selectieadvies van de locatie De Schie van 25 maart 2019 blijkt dat klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien jaar wegens moord. Daarnaast staat in het selectieadvies gerapporteerd dat op aanwijzen van klager duidelijk is geworden dat de moeder van het slachtoffer in de locatie De Schie werkt. Een langer verblijf van klager in de locatie De Schie is daarom zeer onwenselijk, zodat klagers overplaatsing naar de p.i. Dordrecht niet onbegrijpelijk is. Namens klager is aangevoerd dat zijn partner nu niet meer in staat is hem te bezoeken, gelet op de reisafstand en de hoge reiskosten naar Dordrecht. Hoewel de beroepscommissie de wens van klager dichterbij zijn partner gedetineerd te zijn begrijpt, blijkt uit de door de Minister overgelegde bezoekerslijst van de p.i. Dordrecht dat klager wekelijks bezoek (waaronder bezoek zonder toezicht) van zijn partner en regelmatig bezoek van anderen ontvangt. Daarnaast is de reisafstand Den Haag - Dordrecht niet onredelijk te noemen. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de Minister kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is daarom ongegrond.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 12 augustus 2019.

 

                        secretaris                                                        voorzitter

 

Naar boven