Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3736/GA, 29 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:29-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

 

nummer:          R-19/3736/GA

betreft: [klager]                                               datum: 29 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, gericht tegen een uitspraak van 13 mei 2019 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 5 juli 2019, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Als toehoorder van de Raad was aanwezig mevrouw […].  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van 13 maart 2019 inhoudende de oplegging van toezichtmaatregelen voor de duur van drie maanden (VU-2019-000433). De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 50,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De toezichtmaatregelen zijn opgelegd, omdat in door klager gevoerde telefoongesprekken wordt gesproken over het mogelijk bedreigen van een persoon buiten de inrichting. Ook wordt gesproken over een ‘buit’ en het overboeken van gelden. Gelet op deze informatie en de omstandigheid dat klager mogelijk deel uitmaakt van een criminele organisatie, werd het noodzakelijk geacht zijn contacten te monitoren. De beklagcommissie heeft de klacht gegrond verklaard, omdat de verslagen van de telefoongesprekken niet zijn overgelegd in de beklagprocedure. Enkel citaten achtte zij niet voldoende. In de beroepsprocedure zijn daarom wel de uitgewerkte telefoongesprekken aan het dossier toegevoegd. Op basis van die telefoongesprekken bestond het vermoeden dat sprake was van voortgezet crimineel handelen tijdens detentie en bestond voldoende aanleiding voor het opleggen van de toezichtmaatregelen. Klager heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Ten behoeve van het beroep heeft de directeur vertaalde verslagen van door klager gevoerde telefoongesprekken overgelegd. Op basis van de inhoud van die verslagen, waaruit kort gezegd blijkt dat klager zich bezighield met bepaalde financiële transacties, en de omstandigheid dat niet duidelijk was wat de achtergrond was van die overboekingen, kon de directeur in redelijkheid vermoeden dat sprake was van voortgezet crimineel handelen in detentie. Daarom bestond voldoende aanleiding voor het monitoren van klagers contacten en het opleggen van de onderhavige toezichtmaatregelen. Het beroep van de directeur daarom gegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr.dr. P. Jacobs en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 29 juli 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven