Nummer: R-19/3564/GB
Betreft: […] datum: 31 juli 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.S.A. Bovens, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 23 april 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam afgewezen.
2. De feiten
Klager is sinds 25 september 2018 gedetineerd. Hij verblijft sinds 21 februari 2019 in de gevangenis van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klaagsters vriendin heeft een fulltime baan en is alleen verantwoordelijk voor de zorg voor twee kinderen. Daardoor en door de lange afstand van Rotterdam naar Zaanstad, kan zij klager op dit moment niet bezoeken.
3.2. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft onvoldoende onderbouwd waarom zijn bezoek niet tot reizen in staat zou zijn. Dat wordt niet onmogelijk geacht.
4. De beoordeling
4.1. Klager verzoekt om overplaatsing naar de locatie De Schie, vanwege bezoekproblemen. Klager heeft de Poolse nationaliteit en heeft weinig sociale connecties in Nederland. Hij wil vooral graag bezoek ontvangen van zijn vriendin, die inmiddels in Rotterdam is gaan wonen, opdat zij, naar de beroepscommissie begrijpt, klager regelmatig zou kunnen bezoeken.
4.2. Uit het selectieadvies en klagers registratiekaart blijkt dat klager in het JC Zaanstad nooit bezoek heeft ontvangen. Ook navraag bij de inrichting leert dat hij tot op heden nimmer bezoek heeft ontvangen.
4.3. Het feit dat klager reeds enkele maanden is verstoken van bezoek, wijst erop dat het voor zijn bezoek, in het bijzonder voor zijn vriendin (welke relatie en welke leefomstandigheden van de vriendin overigens niet zijn weersproken), erg moeilijk – zo niet onmogelijk – is de afstand van Rotterdam naar het JC Zaanstad af te leggen tijdens bezoekuren. Het verstoken zijn van bezoek is volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie een bijzondere omstandigheid op grond waarvan een gedetineerde in beginsel voor overplaatsing in aanmerking komt. Dit klemt temeer nu klager nog een relatief lang strafrestant heeft. De stelling van de Minister dat klager de problemen voor zijn bezoek onvoldoende zou hebben onderbouwd, kan hieraan niet afdoen, nu de problemen in de praktijk zijn gebleken en een fulltimebaan in Rotterdam en de zorg voor twee kinderen in deze situatie het bezoeken van klager in Zaanstad bemoeilijkt. Uit het dossier blijkt bovendien niet van enige contra-indicatie voor plaatsing in de regio Rotterdam.
4.4. Gelet op het voorgaande, moet de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de Minister opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Voor het toekennen van een tegemoetkoming bestaat geen aanleiding.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 31 juli 2019.
secretaris voorzitter