Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3533/GB, 24 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:24-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

ummer:         R-19/3533/GB

Betreft:            [klager]                                                           datum: 24 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 19 april 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),  en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.N. Weski, en namens de Minister mevrouw […], zijn op 5 juli 2019 door een lid van de Raad gehoord. Aan het dossier is een e-mail van het GRIP van 18 april 2019 toegevoegd. Namens klager is op 12 juli 2019 gereageerd op die nadere informatie.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 11 april 2018 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Sittard. Op 16 januari 2019 is hij geselecteerd voor de BPG-afdeling van de p.i. Vught, waar hij tot op heden verblijft.

3.         De standpunten

3.1.      Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Terwijl klager in alle beperkingen zat, is bij hem een telefoon aangetroffen. De telefoon had hij reeds in zijn bezit, voordat hij in die cel werd geplaatst. De telefoon is uitgelezen in het kader van zijn strafzaak. Uit dat onderzoek is gebleken dat klager de telefoon enkel heeft gebruikt om contact te kunnen onderhouden met zijn gezin. Deze informatie moet bij het GRIP bekend zijn. Klager verzoekt de Minister dan ook deze informatie ten behoeve van onderhavige zaak op te vragen. Op basis van die informatie kan worden uitgesloten dat sprake was van voortgezet crimineel handelen. Wat met de andere twee telefoons is gebeurd, is onduidelijk. Het verblijf op de BPG-afdeling valt klager zwaar. Tijdens zijn verblijf zijn geen problemen geconstateerd. Op de nagezonden informatie van het GRIP is namens klager als volgt gereageerd. De redenen voor plaatsing op de BPG-afdeling zouden zijn gelegen in voortgezet crimineel handelen tijdens detentie. De nagekomen stukken bevatten echter geen informatie die daarop wijzen.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Telefoons horen niet thuis in de gevangenis. Klager heeft, terwijl hij in alle beperkingen zat, een telefoon in zijn bezit gekregen. Om hem volledig te kunnen monitoren, is hij geplaatst op de BPG-afdeling.

4.         De beoordeling

4.1.      De BPG-afdeling van de gevangenis van de p.i. Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2.      Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele of beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.3.      Op 11 januari 2019 heeft de directeur van de p.i. Leeuwarden een selectieadvies opgesteld, waarin wordt voorgesteld klager over te plaatsen naar de BPG-afdeling. Uit het advies volgt dat tijdens klagers huidige detentie drie keer een telefoon bij hem is aangetroffen. Zelfs in alle beperkingen en tijdens zijn verblijf in een strafcel is hij aan een telefoon weten te komen. In het Operationeel Overleg is besloten zijn GVM-status aan te passen van ‘verhoogd’ naar ‘hoog’. Klager maakt deel uit van een zeer grootschalig onderzoek, waarbij onder meer de verdenking bestaat dat klager betrokken is bij vijf liquidaties. Gelet op voornoemde omstandigheden acht de directeur een langer verblijf in een reguliere setting ongewenst.

4.4.      Uit informatie van het GRIP volgt dat klager wordt verdacht van betrokkenheid bij een reeks aan liquidaties die verband houden met de zogeheten ‘Mocro-oorlog’. Op 2 januari 2019 heeft de recherche klagers cel in de p.i. Leeuwarden doorzocht, vanwege het vermoeden dat hij in het bezit was van een mobiele telefoon. Klager zat op dat moment in alle beperkingen. Hij werd op heterdaad betrapt, terwijl hij aan het bellen was met een smartphone. Eind november 2018 is klager vanuit de p.i. Nieuwegein overgeplaatst, omdat in korte tijd twee keer een smartphone bij hem was aangetroffen. Betrokkenheid van personeel werd niet uitgesloten, aangezien hij bij het aantreffen van de tweede telefoon geïsoleerd zat op zijn eigen cel en enkel contact had met personeel. Verder volgt uit informatie van het GRIP dat klager sinds februari 2013 op een dodenlijst staat en er op dit moment nog concrete aanwijzingen zijn dat klager gevaar loopt. Het GRIP sluit niet uit dat klager zal proberen zich te onttrekken aan zijn detentie.

4.5.      Gelet op voornoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, mede in het licht van het feit dat klager thans in voorlopige hechtenis verblijft vanwege de verdenking van betrokkenheid bij een vijftal liquidaties en in het belang van het lopende onderzoek, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Dat niet is komen vast te staan dat sprake is van voortgezet crimineel handelen in detentie, kan niet tot een ander oordeel leiden. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 24 juli 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven