Nummer: R-19/3520/GB
Betreft: […] datum: 25 juli 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 17 april 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sinds 4 oktober 2018 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. van het Justitieel Complex (JC) Schiphol. Op 18 januari 2019 is hij in de gevangenis van de p.i. Leeuwarden geplaatst. Op 21 juni 2019 is hij naar de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard overgeplaatst.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft geen rapport of maatregel ontvangen voor het bedreigen van een personeelslid (p.i.w.-er), omdat daarvan ook nooit sprake is geweest. Het is onredelijk hem desondanks om die reden over te plaatsen, nu hij zich – bij gebrek aan rapport – niet tegen de zienswijze van het personeel heeft kunnen verweren. Daarvoor zijn rapporten nu juist bedoeld. Op 23 november 2018 is hij zelf bedreigd door een p.i.w.-er. In het DC Schiphol ging veel mis. Klager beklaagt zich in die gevallen bij de beklagcommissie, maar hij heeft zich nooit onbehoorlijk gedragen richting het personeel of zijn medegedetineerden. Een en ander blijkt ook uit de bijgevoegde klachten. Toen klager werd overgeplaatst, heeft hij zelfs nog bijna € 200,= ontvangen ter compensatie van de hem ten onrechte opgelegde straf – waarop de overplaatsing is gebaseerd. De inrichting weigert klagers pendossier aan hem uit te reiken. Klager heeft nog geen uitnodiging gehad voor een zitting voor zijn eerder ingediende beklagen. Ook daar gaat dus veel mis. Klager heeft primair een contra-indicatie voor een meerpersoonscel (mpc) vanwege een chronische huidaandoening, niet vanwege zijn PTSS. Beide diagnoses waren bekend bij het DC Schiphol. Nadat klager was overgeplaatst, heeft de psychiater hem weer op een wachtlijst voor een eenpersoonscel gezet. Klager wilde graag naar de p.i. Alphen of de p.i. Lelystad. Zijn casemanager en de officier van justitie waren daarmee akkoord. Ruim anderhalve maand na het ‘conflict’ werd klager echter naar de p.i. Leeuwarden overgeplaatst. Het selectieadvies staat vol onjuistheden. Dit wordt in de reactie op het verweerschrift uitgebreid onderbouwd. Door de afstand naar de p.i. Leeuwarden heeft klager geen contact kunnen onderhouden met zijn zoon. Klager is veroordeeld en wacht op overplaatsing naar de gevangenis in Alphen aan den Rijn of Lelystad.
3.2. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager kreeg (opnieuw) een contra-indicatie voor plaatsing op een mpc, maar kon niet meer terug naar de extra zorgvoorziening (EZV) van het JC Schiphol vanwege een conflict met een personeelslid. Eenpersoonscellen worden in het JC Schiphol alleen in noodgevallen gebruikt. Daarom is besloten hem elders te plaatsen. Dat klager geen rapport heeft gehad over het conflict met een personeelslid, is juist. Dat betekent echter nog niet dat de lezing van het personeelslid onjuist is. Er is geen reden om te twijfelen aan zijn verklaring. Klagers gestelde bezoekproblematiek is niet met stukken onderbouwd. Hij kan altijd een nieuw overplaatsingsverzoek indienen.
4. De beoordeling
4.1. De initiële beslissing bevindt zich niet in het dossier. Klager is uiteindelijk vanuit het h.v.b. van het JC Schiphol in de gevangenis van de p.i. Leeuwarden geplaatst, terwijl hij naar de gevangenis van de p.i. Alphen aan den Rijn of de p.i. Lelystad had gewild (zo blijkt onder meer uit het schrijven van de inrichting naar de officier van justitie d.d. 12 december 2018). Nu klager daar tot op heden niet verblijft, heeft hij – ook na zijn overplaatsing naar de gevangenis van de locatie Zuyder Bos – nog belang bij het beroep. De beroepscommissie zal het beroep daarom inhoudelijk beoordelen.
4.2. Klager lijkt vooraleerst te betwisten dat zijn uitplaatsing uit de EZV van het JC Schiphol noodzakelijk althans aan zijn schuld te wijten was. Daarover overweegt de beroepscommissie als volgt. Klagers stelling dat een p.i.w.-er hem zou hebben bedreigd, is op zichzelf onvoldoende aannemelijk. Nu hij deze stelling ook niet nader feitelijk heeft onderbouwd, gaat de beroepscommissie uit van de juistheid van de lezing van de p.i.w.-er. Al het overige kan in het midden blijven, nu klager door dit conflict redelijkerwijs niet meer in de EZV van het JC Schiphol kon verblijven.
4.3. Klager kon kennelijk slechts korte tijd op een eenpersoonscel in een reguliere afdeling van het JC Schiphol verblijven. Uiteindelijk heeft dat echter nog enkele weken geduurd, namelijk totdat hij was veroordeeld. Daarna is hij in de gevangenis van de p.i. Leeuwarden geplaatst. Die inrichting ligt op 128 kilometer afstand van zijn vestigingsadres en in een ander arrondissement (Noord-Nederland in plaats van Noord-Holland).
4.4. Ingevolge artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling), worden gedetineerden die zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf, in beginsel in een gevangenis in het arrondissement van vestiging geplaatst. Uit het dossier blijkt niet waarom dat niet is gebeurd. Klager is evenmin in een inrichting van zijn voorkeur geplaatst.
4.5. Indien de Minister klagers plaatsing in de p.i. Leeuwarden al beoogde, voordat klager werd veroordeeld, zij opgemerkt dat de p.i. Leeuwarden ook niet in het arrondissement van vervolging lag (eveneens Noord-Holland). Ingevolge artikel 24, eerste lid, van de Regeling had klager ook in dat geval bij voorkeur in het arrondissement Noord-Holland moeten worden geplaatst.
4.6. Nu niet duidelijk is waarom klager, wonende te […], Noord-Holland, en strafrechtelijk vervolgd door het arrondissementsparket Noord-Holland te Haarlem, noch in Noord-Holland (het JC Zaanstad, de p.i. Zwaag of de locatie Zuyder Bos) noch in een inrichting van zijn voorkeur (de p.i. Alphen of de p.i. Lelystad) kon worden geplaatst, terwijl van de kant van het Openbaar Ministerie daartegen geen bezwaar is gemaakt, moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren.
4.7. Nu klager thans in het arrondissement van vestiging verblijft en geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan afgeweken zou moeten worden van het beginsel als bedoeld onder 4.4., zal de beroepscommissie de Minister niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen. Omdat klager van 18 januari 2019 tot 21 juni 2019 ten onrechte in de p.i. Leeuwarden heeft verbleven, zal de beroepscommissie hem een tegemoetkoming toekennen. De hoogte daarvan zal zij bepalen op € 125,= (5 x € 25,=).
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 125,= toekomt.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 25 juli 2019.
secretaris voorzitter