Nummer: R-19/3041/GB en R-19/3042/GB
Betreft: [Klager] datum: 8 augustus 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen op 27 februari 2019 genomen beslissingen van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissingen. Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.J.H. Titahena, op 26 april 2019 in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught door een lid van de Raad gehoord. Van dit horen is een verslag opgemaakt, dat aan de Minister is verzonden. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissingen
a. De Minister heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaarschrift tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de p.i. Nieuwegein (R-19/3042/GB).
b. De Minister heeft het bezwaarschrift tegen de beslissing hem in de afdeling voor Beheersproblematische Gedetineerden (BPG) van de p.i. Vught te plaatsen ongegrond verklaard (R-19/3041/GB).
2. De feiten
Klager is sedert 19 maart 2018 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. van de p.i. Lelystad. Op 11 februari 2019 is hij geselecteerd voor overplaatsing naar het h.v.b. van de p.i. Nieuwegein. Deze selectiebeslissing is niet geëffectueerd. Op 12 februari 2019 is hij geselecteerd voor plaatsing in de BPG van de p.i. Vught, waar hij op 20 februari 2019 is geplaatst en waar een individueel regime geldt.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Nu op 6 februari 2019 geen plek in de BPG van de p.i. Vught zou zijn geweest, is klager op 11 februari 2019 voor overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein geselecteerd. Daar zou hij een nieuwe start kunnen maken. Hij moest zich klaarmaken voor zijn overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein, toen hem werd meegedeeld dat het transport was afgezegd en hij die dag toch niet naar Nieuwegein zou gaan. Een dag later, op 12 februari 2019, werd hij geconfronteerd met een selectiebeslissing voor plaatsing in de BPG van de p.i. Vught. In de beschikking van 27 februari 2019 staat dat hij is geselecteerd voor de wachtlijst van de BPG van de p.i. Vught, zodat hij niet tweemaal zou hoeven te worden overgeplaatst, omdat sterke prikkels voor hem lastig zijn gebleken. Dat is tegenstrijdig en onrechtvaardig. Alle informatie waarop de selectiebeslissing van 12 februari 2019 is gebaseerd, was op 11 februari 2019 al bekend. Op basis van die informatie is op 11 februari 2019 besloten dat klager naar de p.i. Nieuwegein zou worden overgeplaatst. Hij ging er vanuit dat dat ook zou geschieden. De beslissingen van 11 en 12 februari 2019 zitten vol tegenstrijdigheden en feitelijke onjuistheden. In de beslissing van 27 februari 2019, waarbij klager niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar tegen de beslissing tot overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein, is overwogen dat hij geen bezwaargrond voor de overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein heeft aangedragen. Hij had tegen die overplaatsing echter ook geen bezwaar en wilde juist graag naar Nieuwegein. De tegenstrijdigheden in de afzonderlijke selectiebeslissingen frustreren klager. Hij had gehoopt in de p.i. Nieuwegein daadwerkelijk een nieuwe start te kunnen maken. In de BPG kan dat niet, omdat het een heel zwaar regime is. Hij kan maar drie keer per week tien minuten bellen en dat is te weinig. Hij kan wel in een regime van beperkte gemeenschap verblijven, maar in het h.v.b. van de p.i. Lelystad ging het vanwege een combinatie van factoren niet goed met hem. Alle gedetineerden die in de p.i. Almere verbleven, zijn na de sluiting van die inrichting in de p.i. Lelystad geplaatst. Er was te weinig personeel voor het grote aantal gedetineerden. Dat veroorzaakte bij klager veel frustratie. Hij zat op dat moment in een moeilijke fase. Hij wil graag naar de p.i. Nieuwegein worden overgeplaatst. Dat is voor zijn bezoek ook dichterbij. In de p.i. Vught ontvangt hij nauwelijks (familie)bezoek. Namens klager is verzocht om toekenning van een financiële tegemoetkoming.
3.2. De Minister heeft de bestreden beslissingen als volgt toegelicht.
a.
Klager is in zijn bezwaar tegen de beslissing tot overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij tegen die beslissing geen bezwaargrond heeft aangedragen. Hij heeft te kennen gegeven blij te zijn met de overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein en het daarmee eens te zijn. Klagers bezwaarschrift ziet inhoudelijk op de beslissing van 12 februari 2019 tot plaatsing in de BPG van de p.i. Vught. Hij is vanuit de p.i. Lelystad rechtstreeks naar de BPG van de p.i. Vught overgeplaatst. Daarom heeft hij geen procesbelang bij het herstellen van de beslissing hem naar de p.i. Nieuwegein over te plaatsen.
b.
Klager is op 20 december 2018 vanuit het Pieter Baan Centrum (PBC) in het h.v.b. van de p.i. Lelystad geplaatst. Hij raakt snel overprikkeld. Dit gaat over in agressie en bedreigingen, hetgeen een voortdurende verstoring van de orde, rust en veiligheid in de inrichting meebrengt. Hij stelt zich onbehandelbaar op en dreigt met agressie naar het personeel. Hij vraagt veel aandacht en structuur, die hem in het h.v.b. niet kunnen worden geboden. Ondanks het vragen en uitvoeren van een bejegeningsadvies van de gedragsdeskundige loopt het contact met klager bijna dagelijks uit de hand. Op 22 januari 2019 heeft zich een incident voorgedaan, toen klager – die een contra-indicatie voor plaatsing in een dubbele cel had en alleen in een dubbele cel verbleef – werd gemeld dat op de bovenring een enkele cel was vrijgekomen. Hem werd gevraagd te verhuizen, zodat de dubbele cel waarin hij verbleef, voor nieuwe inkomsten kon worden gebruikt. Vervolgens kwam hij in een negatieve spiraal terecht. Daarbij gaf hij te kennen op de begane grond te willen blijven en kwam hij dreigend over. Op 6 februari 2019 is hem een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel met cameratoezicht opgelegd, omdat hij meermalen personeelsleden had bedreigd, fysieke agressie had getoond, een personeelslid had onder gespuugd en verbaal geweld en bedreigingen had geuit. Klager is niet aanspreekbaar op zijn gedrag. Met het gedrag dat hij dagelijks in de inrichting vertoont, vormt hij een beheersrisico voor zijn omgeving. Hij reageert zonder aanleiding agressief op het inrichtingspersoneel en volhardt ook bij inzet van het Interne Bijstandsteam (IBT) in het plegen van verzet. Hij is niet geschikt voor een verblijf in een regime van beperkte gemeenschap en heeft voorafgaand aan zijn plaatsing in het PBC al een aantal maanden in de BPG van de p.i. Vught verbleven. Hij is aanvankelijk voor een horizontale overplaatsing naar het h.v.b. van de p.i. Nieuwegein geselecteerd, omdat op het moment dat de situatie escaleerde (op 6 februari 2019), geen plaats in een BPG beschikbaar was. Bij nader inzien is hij voor plaatsing op de wachtlijst van de BPG van de p.i. Vught geselecteerd, zodat hij niet tweemaal zou hoeven te worden overgeplaatst, nu sterke prikkels voor hem lastig zijn gebleken.
4. De beoordeling
a.
De Minister heeft een schrijven van klager van 12 februari 2019 aangemerkt als bezwaarschrift tegen de beslissing van 11 februari 2019 tot overplaatsing naar het h.v.b. van de p.i. Nieuwegein, waar hij een nieuwe start zou kunnen maken. Klager is in dit bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij tegen die overplaatsing geen bezwaargrond heeft aangedragen en zijn schrijven inhoudelijk ziet op de beslissing van 12 februari 2019 tot plaatsing in de BPG van de p.i. Vught. Daargelaten dat de beroepscommissie niet begrijpt waarom het schrijven van klager als een bezwaarschrift gericht tegen de overplaatsing naar het h.v.b. van de p.i. Nieuwegein is aangemerkt, nu dit kennelijk inhoudelijk op de beslissing tot plaatsing van klager in de BPG van de p.i. Vught zag, stelt de beroepscommissie vast dat klager in zowel de door hem ingediende schriftelijke stukken als mondeling ter zitting op 26 april 2019 te kennen heeft gegeven het eens te zijn met de beslissing van 11 februari 2019 tot overplaatsing naar het h.v.b. van de p.i. Nieuwegein en daartegen geen bezwaar te hebben. Gelet daarop heeft klager geen belang bij een (verdere) inhoudelijke beoordeling van zijn beroep gericht tegen de beslissing onder a. Hij dient daarin dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
b.
De BPG van de p.i. Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau. In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven. De directeur van de p.i. Lelystad heeft de Minister verzocht klager met spoed over te plaatsen en daarbij geadviseerd hem in een inrichting of afdeling met een kleine, prikkelarme setting te plaatsen, waar hem structuur en duidelijkheid kan worden geboden. Uit het door de directeur opgemaakte selectieadvies van 11 februari 2019 volgt dat klager snel overprikkeld raakte en veel aandacht en structuur vroeg. Die overgeprikkeldheid ging over in agressie en het uiten van bedreigingen. Dit was dagelijkse kost, zodat sprake was van een voortdurende verstoring van de orde, rust en veiligheid in de inrichting. Klager heeft zich in de weken voorafgaand aan het opstellen van het selectieadvies onbehandelbaar opgesteld en met agressie naar het personeel gedreigd. Dat zorgde binnen het h.v.b. voor veel onrust. In de p.i. Lelystad kon niet worden voorzien in de mate waarin klager aandacht vroeg. Bij de stukken bevindt zich een mededeling van 22 januari 2019. Daarin is beschreven dat klager in een dubbele cel verbleef waar geen andere gedetineerden bij konden worden geplaatst, omdat sprake was van een contra-indicatie voor – zo begrijpt de beroepscommissie – samenplaatsing met (een) andere gedetineerde(n). Toen op enig moment op de bovenring een enkele cel vrijkwam en klager werd verzocht daar naartoe te verhuizen, zodat zijn dubbele cel voor nieuwe inkomsten zou kunnen worden gebruikt, is klager in een negatieve spiraal terechtgekomen, waarbij hij te kennen gaf op de begane grond te willen blijven en dreigend overkwam. Dit geeft, zo is tevens in de mededeling beschreven, goed weer hoe klager zich sinds zijn plaatsing in de p.i. Lelystad op 20 december 2018 heeft gedragen. Op 6 februari 2019 is een rapport opgemaakt van een incident waarbij klager verbaal agressief is geweest tegen het personeel en meermalen heeft getracht fysiek geweld tegen een personeelslid aan te wenden. Hij heeft personeelsleden uitgescholden en een personeelslid in het gezicht gespuugd. Ook heeft hij geweigerd mee te werken aan zijn insluiting en vervolgens aan de plaatsing in een strafcel. Daarbij is het IBT ingezet en heeft klager zich heeft verzet. In dit rapport is eveneens beschreven dat klager zich in de weken voorafgaand aan het beschreven incident voortdurend onbehandelbaar heeft opgesteld en met agressie naar het personeel heeft gedreigd. Klager is voor dit incident een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel met cameratoezicht opgelegd. Gelet op het voorgaande heeft de Minister in redelijkheid kunnen concluderen dat klager een beheersrisico voor zichzelf en voor anderen vormde en dat hij als gevolg daarvan niet langer in staat was in een regime van beperkte gemeenschap te verblijven. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat klager niet op basis van een enkel incident voor plaatsing in de BPG is geselecteerd, maar dat dit het gevolg is van zijn structurele, onhandelbare gedrag dat hij, zo blijkt uit de stukken, sinds zijn binnenkomst in de p.i. Lelystad op 20 december 2018 heeft vertoond. Het beroep tegen de beslissing onder b., te weten het ongegrond verklaren van klagers bezwaarschrift tegen de beslissing hem in de BPG van de p.i. Vught te plaatsen, zal dan ook ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep tegen de beslissing onder a. (R-19/3042/GB). Zij verklaart het beroep tegen de beslissing onder b. ongegrond (R-19/3041/GB).
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 8 augustus 2019.
secretaris voorzitter