nummer: R-19/2629/GA
betreft: [Klager] datum: 28 juni 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.M.A. Kok-Verheijde, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 7 januari 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 28 mei 2019, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.M.A. Kok-Verheijde, en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf ingaande op 10 oktober 2018 in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van vijf dagen zonder televisie, vanwege het positief scoren tijdens een urinecontrole (VU-2018-001705). De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Er is niet gekozen voor een herhalingsonderzoek, omdat het personeel dan mogelijk denkt dat klager iets te verbergen heeft. Klager weet zeker dat hij niet heeft bijgebruikt. Het ongenoegen ligt erin dat klager geen duidelijkheid wordt verschaft waarom sprake is van bijgebruik. Alleen op basis van een telefonische mededeling tussen de p.i. en het Gelre-laboratorium wordt het voorgaande geconcludeerd.
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Op 18 september 2018 is bij klager een urinecontrole afgenomen. Veertien dagen later heeft er wederom een urinecontrole plaatsgevonden. Ook toen scoorde klager hoger dan 1000. Vanwege deze scores is contact opgenomen met het Gelre-laboratorium. Dit laboratorium houdt zich onder meer bezig met het interpreteren van scores van urinecontroles. Het laboratorium heeft duidelijk medegedeeld dat sprake is van bijgebruik. Een herhalingsonderzoek kost € 2,10 en niet € 15,= zoals in de uitspraak van de beklagrechter staat. Als een score boven de 1000 is, dan moet na twee weken de score, als er niet meer is gebruikt, onder de 1000 zijn.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen juncto artikel 50 en 51 van de Pbw kan aan de gedetineerde een disciplinaire straf worden opgelegd indien gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen is vastgesteld. Voor de beoordeling of de gedetineerde sinds de laatste urinecontrole heeft bijgebruikt, is de THC/kreatinineratio bepalend. In de uitspraak RSJ 27 juli 2017, 16/2440/GA heeft de beroepscommissie bepaald – nadat informatie is ingewonnen bij het NFI – dat bij een eerste meting van > 1000 ug/ml de THC-waarde waarschijnlijk binnen vijf tot tien dagen na het stoppen van het gebruik van THC binnen het meetbereik (< 1000 ug/ml) zal afnemen. Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd (ingaande op 10 oktober 2018) vanwege een positieve urinecontrole die plaatsvond op 2 oktober 2018 met een THC-waarde van > 1000 ug/ml en een kreatininewaarde van 10,7 mmol/l. De THC-waarde ligt ruim boven de afkapwaarde van 50 ug/ml. Ook de kreatininewaarde ligt ruim boven de ondergrens van 2,0 mmol/l voor het interpreteren van de uitslag. Onder deze grens zou sprake zijn van een te verdund urinemonster. Klager scoorde tijdens de daar aan voorafgaande urinecontrole op 18 september 2018 eveneens positief met als waarde > 1000 ug/ml. Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de beroepscommissie van oordeel dat in het geval van klager sprake is geweest van bijgebruik. De beroepscommissie acht de opgelegde disciplinaire straf bij afweging van alle in aanmerking komende belangen dan ook niet onredelijk of onbillijk. Het beroep van klager zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met verbetering van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. dr. P. Jacobs, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 28 juni 2019.
secretaris voorzitter