Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2289/TA, 7 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/2289/TA

betreft: [klager]                                               datum: 7 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens […], verder te noemen klager,  gericht tegen een uitspraak van 1 november 2018 van de beklagcommissie bij CTP Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht), verder te noemen de instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 5 juni 2019, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager en […], plaatsvervangend vestigingshoofd bij voormelde tbs-instelling. Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, was wegens problemen met het openbaar vervoer verhinderd ter zitting te verschijnen. Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat aan klagers raadsvrouw is verzonden. Zij heeft daar op 28 juni 2019 op gereageerd. Een afschrift van deze reactie is aan het hoofd van de instelling verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie Het beklag betreft het regime op afdeling Noord (VE 2018-000078). De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager is van mening dat het feit dat hij in Veldzicht is geplaatst als gevolg van zijn ongewenstverklaring geen rechtvaardiging kan vormen voor het feit dat hij wordt onderworpen aan een regime dat restrictiever is dan het regime in andere ‘reguliere’ tbs-instellingen. Klager verwijst daartoe naar een arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, EHRM 23 maart 2012, nr. 5123/07 (Rangelov v.Duitsland), waaruit kan worden afgeleid dat geen onderscheid mag worden gemaakt tussen allochtone en autochtone gedetineerden. In FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: Pompekliniek), waar klager voor zijn plaatsing in Veldzicht verbleef, had hij veel meer vrijheden. Op papier mag het beveiligingsniveau van Veldzicht dan vergelijkbaar zijn met dat van andere tbs-instellingen, maar in de praktijk is dit niet het geval. Binnen de hekken van de instelling mocht klager in de Pompekliniek overdag overal naar toe. In Veldzicht mag klager de afdeling enkel verlaten voor speciale doeleinden en in beginsel onder begeleiding. Voor wat betreft luchten wordt in Veldzicht voldaan aan het wettelijk minimum, maar in andere tbs-instellingen wordt veel langer gelucht. Ten tijde van het instellen van zijn klacht mocht klager in Veldzicht maar twee keer per dag 30 minuten luchten. Daar is inmiddels 30 minuten patio-tijd bijgekomen. In andere tbs-instellingen mogen patiënten echter hele dagen in de buitenlucht verblijven en sporten, zolang zij geen programmaonderdelen hoeven te volgen. Ook sporten mag in Veldzicht enkel op vastgestelde tijdstippen en in beperkte mate. Ook zijn de mogelijkheden voor scholing en kennisvergaring zeer beperkt. In de Pompekliniek had klager onbegeleid verlof. Hem werd verteld dat Veldzicht dezelfde faciliteiten zou hebben, maar dit bleek dus niet waar te zijn. Alles is van klager afgepakt, terwijl hij zich niet heeft misdragen. Het regime op afdeling Noord is vergelijkbaar met dat van de Intensive Care Unit (ICU) die zich in hetzelfde gebouw, tegenover klagers afdeling, bevindt. Klager werkt ook met de patiënten van de ICU. Klager vindt het niet eerlijk. Omdat hij uit een onveilig land afkomstig is, Ethiopië, mag hij niet op verlof, terwijl de tbs-maatregel nu juist bedoeld is om te resocialiseren. Op klagers afdeling zitten ook patiënten afkomstig uit Turkije en Marokko en zij mogen wel met verlof.
Patiënten worden al in Veldzicht geplaatst als de procedure met betrekking tot de verblijfstatus nog loopt. In klagers geval is de intrekking van zijn verblijfsvergunning ook nog niet onherroepelijk; de bestuursrechter moet nog uitspraak doen op het door klager ingestelde beroep.

Het hoofd van de instelling heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

Klager is vanuit een instelling met meer vrijheden overgeplaatst naar Veldzicht. Het hoofd van de instelling begrijpt dat klager zich meer beperkt voelt in Veldzicht. Het klopt echter niet dat Veldzicht de rechten van patiënten schendt. Veldzicht voldoet aan de eisen van de Bvt. Geprobeerd wordt nog iets meer te bieden. De intramurale setting in Veldzicht is ongeveer gelijk aan die van andere tbs-instellingen. Patiënten in Veldzicht kunnen gedurende de hele dag deelnemen aan therapieën en arbeid. Bezoek vindt plaats op de afdeling en patiënten mogen gedurende zeven dagen per week bezoek ontvangen. Daarnaast is het ook niet zo dat patiënten in andere instellingen ongelimiteerd kunnen sporten en naar buiten kunnen. Het klopt dat Veldzicht beveiligingsniveau 4 heeft, maar dit geldt voor ieder FPC. Het klopt tevens dat de ICU zich in hetzelfde gebouw bevindt als klagers afdeling. Op de ICU geldt echter een veel strikter regime dan op klagers afdeling.

3.         De beoordeling

Klager is vanuit FPC Pompestichting overgeplaatst naar CTP Veldzicht als gevolg van de beslissing van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van 15 juni 2017 waarbij de aan klager verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is ingetrokken en aan klager een inreisverbod is opgelegd. Het door klager ingestelde beroep tegen deze overplaatsingsbeslissing is in RSJ 18 oktober 2017, 17/2495/TB ongegrond verklaard. In voormelde uitspraak overwoog de beroepscommissie dat niet vast is komen te staan dat een uitzetting van klager naar het land van herkomst (thans) onmogelijk is. Het beklag heeft betrekking op het regime van afdeling Noord van CTP Veldzicht, de afdeling waar klager verblijft. Het regime van een afdeling is geen beslissing van het hoofd van de instelling waartegen op grond van artikel 56 Bvt beklag open staat. Het betreft een algemene voor alle op die afdeling verblijvende verpleegden geldende regel en daartegen staat in beginsel geen beklag open. Dit uitgangspunt lijdt slechts uitzondering, indien die algemene regel in strijd is met hogere wet- en / of regelgeving. Klager heeft aangevoerd dat het regime op afdeling Noord van CTP Veldzicht strikter is dan het regime in andere tbs-instellingen en dat daarmee een onrechtmatig onderscheid wordt gemaakt tussen autochtone en allochtone tbs-gestelden. De beroepscommissie verstaat dit aldus dat klager van mening is dat een onrechtmatig onderscheid wordt gemaakt tussen tbs-gestelden met rechtmatig verblijf in Nederland en tbs-gestelden zonder rechtmatig verblijf in Nederland. Van een onrechtmatig onderscheid is de beroepscommissie niet gebleken. De beroepscommissie is van oordeel dat van strijd met hogere wet- of regelgeving niet is gebleken nu voldoende is komen vast te staan dat op afdeling Noord van CTP Veldzicht wordt voldaan aan de vereisten van de Bvt. Dat in andere tbs-instellingen wellicht ruimere vrijheden worden geboden, maakt niet dat sprake is van een onrechtmatig onderscheid tussen tbs-gestelden met rechtmatig verblijf in Nederland en tbs-gestelden zonder rechtmatig verblijf in Nederland. De beroepscommissie wenst hierbij op te merken dat een onderscheid slechts aanvaardbaar is zolang er zicht is op een reële mogelijkheid van uitzetting. Nu niet gebleken is van strijd met hogere wet- of regelgeving is klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, bijgestaan door de secretaris, mr. M.L. Koster, op 7 augustus 2019                                             

 

            secretaris                                 voorzitter                   

 

 

 

 

 

Naar boven