nummer: R-19/3040/GA
betreft: [Klager] datum: 25 juli 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 11 februari 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juni 2019, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde inrichting. Als toehoorder was aanwezig mevrouw […], die als stagiaire mee was met de beroepscommissie. Namens klager is op 25 juni 2019 naar aanleiding van hetgeen ter zitting is besproken nadere informatie aan de beroepscommissie verstrekt. Deze reactie is aan de directeur verzonden. De directeur heeft op 28 juni 2019 eveneens nadere informatie aan de beroepscommissie verstrekt, die aan klager en zijn raadsvrouw is verzonden. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde –
a. het feit dat klager zijn radio/cd-speler niet op cel mag houden (VU-2018-001266);
b. het feit dat klager zijn televisie niet op cel mag houden (VU-2018-001267);
c. het feit dat klager (door de inbewaringneming van zijn radio/cd-speler en televisie) van de buitenwereld is afgesloten geweest gedurende de tenuitvoerlegging van een tweetal disciplinaire straffen (VU-2018-1269); en
d. de vermissing van klagers televisie en gitaarstemmer.
De beklagrechter heeft de beklagen onder a. tot en met c. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Op het beklag onder d. heeft de beklagrechter geen uitspraak gedaan.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt ten aanzien van beklagonderdeel a. als volgt toegelicht. Klager heeft, anders dan de beklagrechter heeft overwogen, wel degelijk weersproken dat zijn radio/cd-speler niet aan de daaraan door de huisregels gestelde afmetingen zou voldoen. De afmetingen van zijn radio/cd-speler zijn veertig bij twintig bij vijfentwintig centimeter, terwijl deze volgens artikel 4.5.1.2 van de huisregels niet groter mag zijn dan veertig bij veertig bij veertig centimeter. De radio/cd-speler is dus niet te groot. Bovendien heeft klager de radio/cd-speler al zeven jaren in de p.i. Vught in zijn bezit en heeft hij deze altijd mogen meenemen. Pas toen hij in de afdeling voor Beheersproblematische Gedetineerden (BPG) werd geplaatst, mocht hij de radio/cd-speler ineens niet meer op cel hebben. Uit de huisregels blijkt niet dat ten aanzien van de BPG andere huisregels gelden en het beheerskarakter van de BPG ziet niet op een centimeter meer of minder grote radio/cd-speler. Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt ten aanzien van beklagonderdeel b. als volgt toegelicht. Klagers televisie heeft een maat van 21 inch. De huisregels vermelden een maximaal toegestane maat van negentien inch of 48 centimeter. Klager heeft deze televisie echter in 2012 in de p.i. Vught met toestemming van de directeur bij de firma Strijbosch aangeschaft en daarvoor ook verzegelingskosten betaald. Hij is gedurende de zeven jaren die hij in de p.i. Vught heeft verbleven regelmatig intern verplaatst en hij heeft zijn televisie altijd met zich mee mogen nemen. Pas toen hij in de BPG werd geplaatst, mocht hij de televisie vanwege een wijziging van de huisregels niet meer op cel hebben. In dat verband wordt verwezen naar RSJ 24 september 2015, 15/1548/GA, en RSJ 25 juli 2013, 13/1062/GA.
Ten aanzien van beklagonderdeel c. is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt door en namens klager als volgt toegelicht. Toen klager in de isoleercel in de BPG verbleef, had hij geen toegang tot de bibliotheek. Nu hij ook geen radio/cd-speler en televisie had, was hij verstoken van elk contact met de buitenwereld en besef van tijd. Het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt ten aanzien van beklagonderdeel d., waarop de beklagrechter niet heeft beslist, is door en namens klager als volgt toegelicht. Klager heeft zijn cel in de p.i. Vught niet zelf kunnen ontruimen toen hij vanuit de reguliere afdeling van de p.i. Vught in de BPG werd geplaatst, omdat hij op dat moment in de isoleercel verbleef. Hij heeft nooit een ontruimingsverslag gezien of gekregen. De directeur is conform vaste jurisprudentie van de Raad verantwoordelijk voor het zoekraken van de televisie en de gitaarstemmer als geen ontruimingsverslag is opgemaakt. Nadat klager naar de p.i. Zwolle is overgeplaatst, heeft de p.i. Vught een tientallen jaren oude televisie, niet zijnde een smart-televisie zoals die van klager, naar de p.i. Zwolle opgestuurd. Nu dit niet de televisie van klager betrof heeft hij deze laten terugsturen naar de p.i. Vught.
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt ten aanzien van beklagonderdeel a. als volgt toegelicht. In de p.i. Vught wordt ter handhaving van de in de huisregels gestelde maatvoering van radio’s en/of cd-spelers gebruik gemaakt van een houten bak van veertig bij veertig bij veertig centimeter. Een radio of cd-speler moet in die bak passen om op cel te mogen worden gehouden. Klagers radio/cd-speler paste niet in die bak en voldeed dus niet aan de in de huisregels gestelde maximale afmetingen.
Het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt ten aanzien van beklagonderdeel b. is door de directeur als volgt toegelicht. De huisregels zijn op enig moment (onder meer) wat betreft de afmetingen van goederen die op cel mogen worden gehouden, gewijzigd. Voor gedetineerden die op dat moment al in de p.i. Vught verbleven, gold een overgangsregeling. Toen klager in de BPG is geplaatst, zijn zijn spullen langs de visitatie gegaan en zijn de radio/cd-speler en televisie conform de op dat moment geldende afmetingen afgekeurd. Die plaatsing betrof geen interne overplaatsing, maar een beslissing van de selectiefunctionaris. De beslissing tot plaatsing van klager in de BPG is in de p.i. Vught ten uitvoer gelegd, maar dit betrof een nieuwe overplaatsing en dan gaan de spullen conform de procedure weer langs de visitatie. Een gedetineerde mag in de BPG minder goederen op cel houden dan in een reguliere gevangenisafdeling. Ten aanzien van beklagonderdeel c. heeft de directeur het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op de afdeling bij de strafcellen lagen bladen en tijdschriften die klager kon lezen. Als hij een boek, een klok of een radio had gewild, had hij daarom kunnen verzoeken. Dat heeft hij niet gedaan. De directeur heeft zijn standpunt ten aanzien van beklagonderdeel d. niet toegelicht.
3. De beoordeling
a.
De beroepscommissie constateert dat de directeur de door klager vermelde afmetingen van zijn radio/cd-speler in beroep heeft betwist. Daartoe heeft de directeur aangevoerd dat de radio/cd-speler niet in de door de inrichting gehanteerde maatbak paste. Klager heeft de door hem gestelde afmetingen van zijn radio/cd-speler niet met bewijs of enige nadere gegevens of beschrijving onderbouwd. Gelet daarop en op het feit dat klagers plaatsing in de BPG geen interne overplaatsing betrof – hoewel formulieren zijn gebruikt waarop dit wel voorgedrukt staat vermeld –, maar een door de selectiefunctionaris op grond van artikel 15, eerste en derde lid, van de Pbw genomen plaatsingsbeslissing, als gevolg waarvan klagers goederen conform de procedure bij een nieuwe plaatsing langs de visitatie zijn gegaan en aan de op dat moment geldende huisregels is getoetst, zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.
b.
De beroepscommissie stelt vast dat klagers televisie de in de huisregels gestelde maximale afmetingen overstijgt. Klagers plaatsing in de BPG betrof geen interne overplaatsing – hoewel formulieren zijn gebruikt waarop dit wel voorgedrukt staat vermeld –, maar een door de selectiefunctionaris op grond van artikel 15, eerste en derde lid, van de Pbw genomen plaatsingsbeslissing. Zijn goederen zijn als gevolg daarvan conform de procedure bij een nieuwe plaatsing langs de visitatie gegaan en aan de op dat moment geldende huisregels getoetst. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
c.
De stelling van klager dat hij eenmaal een bezoek aan de bibliotheek heeft gemist, is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende om te kunnen spreken van een volledige afsluiting van de buitenwereld. De directeur heeft te kennen gegeven dat klager gedurende de periode dat hij in de strafcel verbleef, toegang had tot bladen en tijdschriften. Ook kon hij gedurende die periode volgens de directeur om een klok of radio verzoeken, maar heeft hij dat niet gedaan. De beroepscommissie ziet geen reden daaraan te twijfelen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing dan die van de beklagrechter leiden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
d.
De beroepscommissie stelt vast dat de beklagrechter geen uitspraak heeft gedaan ten aanzien van beklagonderdeel d. Zij zal het beklag niet alsnog ter behandeling doorzenden aan de beklagrechter van de p.i. Vught, maar het beklag om proceseconomische redenen in eerste en hoogste aanleg zelf afdoen. Klager heeft aangevoerd dat zijn televisie, die hij in de p.i. Vught in zijn bezit had totdat hij in de BPG werd geplaatst, is zoekgeraakt. Hij heeft deze nadat hij op 4 september 2018 naar de p.i. Zwolle is overgeplaatst niet (na)geleverd gekregen. Ook is zijn gitaarstemmer na zijn overplaatsing naar de p.i. Zwolle vermist geraakt. Op 25 juni 2019 is namens klager op verzoek van de beroepscommissie nadere informatie verstrekt omtrent het voorgaande. Uit de overgelegde lijsten met de goederen van klager die door de p.i. Vught aan de p.i. Zwolle zijn (na)gezonden, volgt dat vanuit de p.i. Vught geen televisie, noch een gitaarstemmer aan de p.i. Zwolle is verzonden. Vaststaat dat klager in de p.i. Vught over een televisie beschikte, die hij na zijn plaatsing in de BPG niet meer op cel mocht houden. Tevens staat vast dat klagers cel buiten zijn afwezigheid is ontruimd, nu hij in de strafcel verbleef op het moment dat hij in de BPG van de p.i. Vught werd geplaatst. Van deze ontruiming is een ontruimingsverslag opgemaakt. De directeur heeft dit verslag, evenals de overige stukken uit het visitatiedossier van klager, op verzoek van de beroepscommissie overgelegd. In dit ontruimingsverslag, gedateerd 25 januari 2018, is geen melding gemaakt van de ontruiming van een televisie of een gitaarstemmer. Hoewel een gedetineerde in beginsel zelf verantwoordelijk is voor de voorwerpen die hij in de inrichting onder zich heeft, is de directeur in het onderhavige geval, gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, naar het oordeel van de beroepscommissie verantwoordelijk voor de vermissing van klagers televisie en gitaarstemmer. Het beklag wordt daarom gegrond verklaard. Nu, zo begrijpt de beroepscommissie, klagers televisie en gitaarstemmer niet meer vindbaar zijn, zal aan klager een tegemoetkoming worden toegekend. Uitgangspunt is dat de tegemoetkoming is bedoeld voor door klager ondervonden ongemak en dat voor de vergoeding van de geleden schade andere wegen openstaan, zoals een verzoek aan de directeur om de schade te vergoeden of het indienen van een civiele vordering. Dit beginsel lijdt slechts uitzondering als de hoogte van de geleden schade op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld. Nu klager geen aankoopbon(nen) van zijn televisie, noch van zijn gitaarstemmer heeft overgelegd en de schade die hij heeft geleden als gevolg van de vermissing van zijn televisie en gitaarstemmer ook anderszins niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld, zal de beroepscommissie hem slechts voor het door hem ondervonden ongemak als gevolg van de vermissing van zijn goederen een tegemoetkoming toekennen. Zij stelt de hoogte daarvan vast op € 25,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gericht tegen de uitspraak van de beklagrechter op beklagonderdeel a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden. De beroepscommissie verklaart het beroep gericht tegen de uitspraak van de beklagrechter op de beklagonderdelen b. en c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
De beroepscommissie verklaart het beklag onder d. gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming van € 25,= toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 25 juli 2019.
secretaris voorzitter