Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2854/GA, 28 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:28-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/2854/GA

betreft: [klager]            datum: 28 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens    […], verder te noemen klager,  gericht tegen een uitspraak van 1 februari 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.  De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a. de beslissing van 27 november 2018 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof (IJ-2018-0001119 en -1140);

b. de omstandigheid dat klager geen alcoholtherapie wordt aangeboden (IJ-2018-001210).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

a. Klagers verlofaanvraag is afgewezen omdat het risico op recidive hoog werd ingeschat. Deze informatie is achterhaald nu uit het nieuwe rapport blijkt dat het risico op recidive laag tot gemiddeld wordt ingeschat. Daarbij zou klagers verlofadres niet goed zijn. Inmiddels heeft klager een ander verlofadres aangedragen. Bovendien werkt klager overal aan mee en hij vertoont goed gedrag in de inrichting. Hij is op eigen houtje van zijn alcoholprobleem afgekomen en wil graag aan zichzelf werken om op het juiste pad te blijven. Om die reden is hij dan ook overgeplaatst van de p.i. Dordrecht naar de p.i. Krimpen aan den IJssel, omdat hij in laatstgenoemde inrichting wel alcoholtherapie zou kunnen krijgen. Dit bleek echter niet mogelijk. De vele positieve veranderingen die het verleden irrelevant maken, maken de afwijzing onredelijk of onbillijk.

b. Doordat klager geen alcoholtherapie is aangeboden, heeft hij tot op heden niet kunnen resocialiseren en zijn hem geen vrijheden verleend. Op eigen verzoek is klager overgeplaatst naar de p.i. Krimpen aan den IJssel, omdat daar alcoholtherapie aangeboden zou worden. Eenmaal daar aangekomen bleek dit niet het geval te zijn. De directeur heeft zich onvoldoende ingespannen tot een oplossing te komen.

De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

a. Het nieuwe rapport waar klager op doelt, is het reclasseringsrapport van

18 december 2018. Nu dit ten tijde van de besluitvorming nog niet was opgesteld, hoefde de directeur dit rapport niet in de besluitvorming te betrekken.

b. In de p.i. Krimpen aan den IJssel wordt geen alcoholtherapie aangeboden, waardoor de directeur klager niet kan voorzien van een dergelijke therapie. Op 12 december 2018 is klager gestart met een behandeling bij De Waag. Dit is gelet op klagers binnenkomst op 10 oktober 2018 geen onredelijk lange termijn.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

Het multidisciplinair overleg heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van algemeen verlof. Klager is veroordeeld wegens mishandeling van zijn vriendin en brandstichting en wenst het verlof bij haar door te brengen. Ondanks dat klager en zijn vriendin weer goed met elkaar omgaan, adviseert het OM – gelet op de delicten waarvoor klager is veroordeeld –negatief.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

De reclassering acht het risico op recidive en letselschade hoog. Zij adviseert een ambulante behandeling, waarbij klager wordt verplicht zich te laten begeleiden/behandelen door een forensische psychiatrische- en verslavingspolikliniek.

 

3.         De beoordeling

a. Vast staat dat de schriftelijke mededeling van de afwijzing tot algemeen verlof is gedateerd 27 november 2018 en klagers klaagschrift is gedateerd 24 november 2018. In beginsel kan niet geklaagd worden tegen een beslissing die (nog) niet is genomen. De beklagcommissie heeft overwogen dat klager op grond van artikel 6:10 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ontvankelijk is in zijn beklag nu klager redelijkerwijs kon menen dat het besluit ten tijde van de indiening wel reeds tot stand was gekomen. Deze overweging kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet in stand blijven nu uit artikel 1:6 Awb en de Memorie van toelichting op de Pbw volgt dat de Awb niet van toepassing is in penitentiaire inrichtingen. Niettemin is klager ontvankelijk in zijn klacht nu voldoende aannemelijk is dat de bestreden beslissing klager mondeling is medegedeeld alvorens hij een klaagschrift heeft ingediend.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, wegens de mishandeling van zijn (ex-)vriendin en brandstichting. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 1 oktober 2019.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hiertoe neemt de beroepscommissie in aanmerking dat het OM negatief heeft geadviseerd ten aanzien van verlofverlening. Daarbij acht de reclassering het risico op letselschade en recidive hoog en was ten tijde van het nemen van het bestreden besluit nog geen start gemaakt met de geïndiceerde behandeling. Dat de reclassering in december 2018, na het nemen van de bestreden beslissing, anders heeft geadviseerd ten aanzien van het recidiverisico, doet hieraan niet af nu deze informatie ten tijde van de besluitvorming niet bekend was. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

b. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

a. De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging en aanvulling van de gronden.

b. De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

mr. R. Smeijers, secretaris, op 28 juni 2019.

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven