nummer: R-18/2334/GA
betreft: [klager] datum: 22 juli 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting Nieuwegein, gericht tegen een uitspraak van 29 november 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur van bovengenoemde inrichting om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens het plaatsen van een filmpje op social media en het aantreffen van een smartphone, een oplader en softdrugs (NM 2018-942). De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en klager ter zake een tegemoetkoming toegekend van € 70,=, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is het de directeur toegestaan ten nadele van de gedetineerde af te wijken van de ‘Sanctiekaart 2016 landelijk’ (de sanctiekaart), indien hij zijn beslissing voorziet van een voldoende draagkrachtige, onderbouwde en kenbare motivering. Dit betekent niet dat de directeur in de beschikking moet opnemen dat en op welke punten hij van de sanctiekaart afwijkt. Bovendien voorziet de sanctiekaart niet in het plaatsen van een filmpje op social media. In de beschikking is beschreven op grond van welke feiten de disciplinaire straf is opgelegd en is vermeld dat klager het plaatsen van het filmpje op social media heeft erkend. Klager heeft met zijn gedrag de huisregels ernstig overtreden en de orde, rust en veiligheid in de inrichting in gevaar gebracht. De beslissing aan klager een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel op te leggen, kan niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Indien en voor zover de beroepscommissie met de beklagrechter van oordeel is dat de directeur onvoldoende heeft gemotiveerd waarom van de sanctiekaart is afgeweken, geldt dat de aan klager toegekende tegemoetkoming te hoog is. Bij de vaststelling van een formeel gebrek, is een lagere tegemoetkomingsbedrag aangewezen. Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Het beklag is gericht tegen een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens het plaatsen van een filmpje op social media en het aantreffen van een smartphone, een oplader, een geprepareerde oplader en softdrugs. De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en klager ter zake een tegemoetkoming van € 70,= toegekend. Hiertoe is overwogen dat de directeur onvoldoende de redenen heeft vermeld waarom hij van de sanctiekaart is afgeweken. Blijkens de sanctiekaart kan het voorhanden hebben van een GSM leiden tot een maximale disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel. Naar algemeen spraakgebruik wordt met een GSM gedoeld op een mobiele telefoon. De directeur heeft in diens beslissing schriftelijk gemotiveerd dat bij klager naast een mobiele telefoon ook andere contrabande is aangetroffen en dat klager met die telefoon een filmpje op social media heeft geplaatst. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur op grond van die motivering in redelijkheid kunnen beslissen dat de disciplinaire straf, anders dan in de sanctiekaart (die ook slechts ziet op het enkele voorhanden hebben van een telefoon) is vermeld, in een strafcel ten uitvoer zou worden gelegd. Het beroep van de directeur zal daarom gegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J. Schagen MA en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 22 juli 2019.
secretaris voorzitter