Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1694/GA, 24 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:24-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1694/GA

betreft: [klager]                                               datum: 24 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van  de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i) Alphen te Alphen aan den Rijn,  gericht tegen een uitspraak van 22 augustus 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft klager alsmede zijn raadsvrouw mr. H.M. Feenstra in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de     beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens het op klagers cel aantreffen van een televisie (AE 2018/541). De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 22,50 op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Aan klager is op 6 juli 2018 een disciplinaire straf opgelegd van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens het bezit van een iPhone en oplader. Op 9 juli 2018 is tijdens deze disciplinaire straf alsnog een televisie op klagers cel aangetroffen. De directeur bestrijdt dat, zoals door klager is gesteld, het personeel de televisie niet van zijn cel heeft verwijderd. Klagers televisie is op 6 juli 2018 door het personeel verwijderd. Door en namens klager is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

In beroep is alsnog door de directie de mededeling van de disciplinaire straf en het schriftelijke verslag, die ten grondslag lagen aan de opgelegde disciplinaire straf, overgelegd. In het schriftelijk verslag staat – kort samengevat – vermeld dat een televisie op klagers cel werd aangetroffen en dat klager aangaf dat deze niet zou zijn weggehaald, maar dat de betrokken collega´s (die op vrijdag dienst hadden) anders aangeven. Daarbij wordt verwezen naar een e-mailbericht dat zich niet bij de stukken bevindt. Dit e-mailbericht is door de penitentiaire inrichting ook niet meer te achterhalen, zodat onvoldoende is komen vast te staan dat de televisie daadwerkelijk van klagers cel af was gehaald. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, voor zover in beroep nog aan de orde, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J. Schagen MA en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 24 juli 2019.

secretaris        voorzitter

 

Naar boven