nummer: 03/1494/GA
betreft: [klager] datum: 1 december 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 1 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 23 juni 2003 van de alleensprekende beklagrechter uit de commissie van toezicht bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 31 oktober 2003, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens, en de heer [...], unit-directeur bij voormelde p.i.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet verstrekt krijgen van cholesterolarme voeding.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is diabeet. Vroeger zat klagers eten in aparte bakjes. Je proefde dan dat het eten eerst gekookt werd en dan pas gebakken. Volgens klager staat de “v” die achter bepaalde maaltijden staat niet voor vegetarisch, maar voorvarkensvlees. Klager heeft zelf in de keuken van de inrichting gewerkt, en kan het dus weten. In de keuken worden fouten gemaakt. Het is “eten wat de pot schaft”. Klager proeft ook als het varkensvlees is. Er worden allerlei sauzengeserveerd, die op basis van room zijn gemaakt. Dat kan nooit goed zijn. Klager zegt elke dag tegen de bewaarder dat het eten niet cholesterolarm is, die dat dan in de dagrapportage in de computer opneemt. Klager bakt nu elke dagzelf eten, hij laat Becel van buiten de inrichting komen.
De unitdirecteur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager krijgt wel cholesterolarm eten, maar de verpakking is aangepast; het eten zit sinds maart niet meer in aparte bakjes. Dieetvoeding maakt nu onderdeel uit van de bestaande voedselketen en wordt op normale plates geserveerd.Cholesterolarm eten is immers voor iedereen goed. Er is dus geen aparte dieetlijn, maar een bestaande lijn die voldoet aan de dieeteisen. Zowel de maaltijd met etiket “no porc” als “vegetarisch” kan cholesterolarm zijn. De “v” op demenu’s staat voor vegetarisch, evenals “veg.”, afhankelijk van wie het menu intypt. De “r” staat voor rundvlees, hetgeen wordt geacht cholesterolarm te zijn. De inrichting heeft een cateraar, die voeding in Eindhoven betrekt, waarhet in gaarkeukens wordt klaargemaakt. Aardappels worden daar in niet-dierlijke vetten gebakken en daarna gegenereerd. Binnen de inrichting wordt geen verdere controle uitgeoefend op de voeding; er wordt vanuit gegaan dat klopt watop het etiket staat. De manager heeft verklaard dat klager de juiste voeding krijgt, waarbij ook een diëtiste betrokken is. De volgende keer dat klager voedsel krijgt dat volgens hem niet cholesterolarm is, moet hij de unitdirecteurwaarschuwen.
3. De beoordeling
Art. 44, eerste lid, Pbw bepaalt dat de directeur zorgdraagt dat aan de gedetineerde voeding, noodzakelijke kleding en schoeisel worden verstrekt dan wel dat hem voldoende geldmiddelen ter beschikking worden gesteld om hierin naarbehoren te voorzien. Volgens de Memorie van Toelichting op dit artikel bevat het eerste lid een zorgplicht voor de directeur.
De beroepscommissie is van oordeel dat in het voorliggende geval onvoldoende is gebleken dat de directeur, gelet op de door hem geschetste wijze van bereiden en serveren van de voeding aan klager, in deze zorgplicht istekortgeschoten. De bestrijding daarvan door klager is onvoldoende overtuigend overgekomen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Voorwinden, secretaris, op 1 december 2003
secretaris voorzitter