nummer: 03/767/TB
betreft: [klager] datum: 4 december 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 28 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.M.W. Stoet, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing d.d. 13 maart 2003 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juli 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Overijssel te Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.W. Stoet, en namens de Minister, [...] en [...]. Hiervanis het aangehechte verslag opgemaakt.
De behandeling van het beroep is ter zitting van 21 juli 2003 aangehouden in afwachting van nadere informatie van de Dr. S. van Mesdagkliniek via de heer [...] aan klager en zijn raadsman en hen in de gelegenheid gesteld daaropschriftelijk te reageren.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager op de longstay afdeling van de Prof.mr. W.P.J. Pompestichting te Nijmegen, het Kempehuis (hierna: het Kempehuis), te plaatsen.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak d.d. 19 juni 1991 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar met aftrek én ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (tbs). De tbs van klageris op 26 juli 1995 aangevangen. Klager is op 10 februari 1997 geplaatst in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht).
Vervolgens is klager op 6 maart 2000 overgeplaatst naar de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen (hierna: Van Mesdagkliniek). Op 30 juli 2002 heeft de Van Mesdagkliniek klager bij de Minister aangemeld voor een longstayplaatsing.
Bij advies d.d. 14 september 2002 van de landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is aangegeven dat klager voldoet aan de longstay indicatie. Bij brief van 7 januari 2003 heeft de Pompestichting zich akkoord verklaard met eenplaatsing van klager in het Kempehuis.
Op 4 maart 2003 is klager gehoord over de voorgenomen beslissing hem in het Kempehuis te plaatsen. De Minister heeft op 13 maart 2003 beslist klager te plaatsen in het Kempehuis. Deze plaatsing is op 3 april 2003 gerealiseerd.
3. De standpunten
Namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klager heeft steeds de relevante stukken zo snel als voor hem mogelijk was aan zijn raadsman gezonden. Zo ook het formulier van horen over de voorgenomen plaatsing vanuit de Van Mesdagkliniek. Klager verkeerde in de veronderstellingdat hij door toezending van dat hoorformulier de beschikking zelf al had verzonden. Hij heeft de beschikking een paar dagen later per post aan zijn raadsman gezonden, die deze op 28 maart 2003 heeft ontvangen. Er is derhalve sprakevan een verschoonbare termijnoverschrijding.
Klager is het niet eens met de plaatsing op een longstayafdeling. Hij is er niet van overtuigd dat er geen reële mogelijkheden voor behandeling meer bestaan. Ter zitting van 30 juli 2002 is de vordering tot verlenging van klagerstbs behandeld. De getuige-deskundige stelde toen onder meer dat er ten aanzien van klager een nieuwe diagnose is gesteld die mogelijkheden biedt voor behandeling indien klager daaraan zou meewerken. De getuige-deskundige heeft toenniet gezegd wat die nieuwe diagnose dan wel de nieuwe inzichten inhielden, het ging ter zitting om de vraag of klager naar het Pieter Baan Centrum zou kunnen. Het is opvallend dat de LAP in september 2002 advies heeft uitgebrachtzonder te beschikken over de beschikking d.d. 13 augustus 2002 van de rechtbank Utrecht, waarbij klagers tbs met twee jaar is verlengd. In het advies spreekt de LAP immers van een matige zekerheid over de diagnostiek. Dit versterktde twijfel over de vraag of klager uitbehandeld is en of hij niet, desnoods in een andere tbs-kliniek, verder behandeld kan worden ter vermindering van recidivegevaar. Er is geen sprake van een goede besluitvorming door de Ministernu deze niet is geïnformeerd over die nieuwe diagnose. Op pagina 2 van de aanmelding longstayplaatsing door de Van Mesdagkliniek is vermeld dat na overplaatsing van klager naar de afdeling De Wissel een andere diagnose is gesteld endat klager is teruggeplaatst naar de afdeling Lauwers om op basis van die diagnose de behandeling verder vorm te geven. Het is echter onduidelijk of dit de door de getuige-deskundige bedoelde nieuwe diagnose betreft.
Verder is van belang dat genoemde getuige-deskundige in het advies d.d. 17 mei 2002 tot verlenging van klagers tbs heeft verklaard dat er over het geheel genomen sprake is van een stijgende lijn. Het was dus niet zo dat klagersbehandeling helemaal vastzat.
In alle gegeven adviezen en de plaatsingsbeslissing zelf is onvoldoende naar voren gebracht of klagers plaatsing in het Kempehuis aan de hand van de bedoelde nieuwe inzichten heeft plaatsgevonden. Ter zitting inzake de verlengingvan klagers tbs was niet onduidelijk over welke periode het ging.
Klager heeft voorts nog het volgende aangevoerd.
Hij is op 3 april 2003 in het Kempehuis geplaatst. Hij vindt het daar maar niets. Op het moment dat de aanvraag longstay plaatsing werd gedaan wilde klager niet verder in de Van Mesdagkliniek. In augustus 2002 is hij 180 graden vanmening veranderd. In de periode augustus 2002 tot april 2003 ging het goed, er was sprake van dat zijn behandelaar de aanvraag voor de longstayplaatsing zou intrekken. Dat is niet gebeurd, omdat veel was gedaan om hem aangemeld tekrijgen. Dit staat op papier. Zijn behandelaar zou de stukken opsturen naar het Kempehuis. Klager wil graag terug naar de Van Mesdagkliniek om daar behandeld te worden. Zijn behandelaar zag nog steeds behandelmogelijkheid.
Namens de Minister is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
De plaatsingsbeslissing is op 17 maart 2003 aan klager uitgereikt. Klager zal niet in zijn op 28 maart 2003 ontvangen beroep kunnen worden ontvangen wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding. Als anders wordt geoordeeld, danzal het beroep ongegrond zijn.
Met inachtneming van de eisen van artikel 11 Bvt zijn de volgende criteria ontwikkeld ter beoordeling van de noodzaak tot en wenselijkheid van plaatsing op een longstay afdeling:
- er dient sprake te zijn van een intramurale behandeling van meer dan zes jaren, waarbij de duur van behandeling in het kader van een eerder opgelegde tbs worden meegenomen;
- er dient, bij voorkeur, sprake te zijn van meerdere behandelpogingen;
- het moet aannemelijk zijn geworden dat voornoemde behandeltrajecten niet hebben geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en dat de stoornis waaraan betrokkene leed ten tijde van het delict nog steedsaanwezig is;
- de Minister dient zich, alvorens een besluit tot plaatsing op een longstay afdeling te nemen, te laten adviseren middels een onafhankelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd door de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) .
De LAP bestaat uit een multidisciplinair team van onafhankelijke deskundigen, dat onderzoekt of de behandelaar, gelet op diens verantwoording in de aanmelding van de longstay-kandidaat, in alle redelijkheid (dat wil zeggen metinachtneming van eisen die aan de indicatiestelling in professionele zin gesteld moeten worden) tot de longstay-indicatie heeft kunnen komen.
In de overwegingen tot plaatsing op een longstay-afdeling wordt meegenomen dat de ter beschikking gestelde (tbs-gestelde) niet in aanmerking komt voor doorplaatsing naar een (niet justitiële) GGz-instelling gezien het gevaar dat vanhem uitgaat naar de samenleving.
Klager voldoet volgens de Minister aan deze criteria. Klagers stelling dat een nieuwe behandelpoging mogelijk is moet worden verworpen. Het probleem is dat psychiaters altijd in de tegenwoordige tijd schrijven. Navraag heeft geleerddat de genoemde nieuwe diagnose dateert van het voorjaar van 2001. Op de afdeling Lauwers vond klagers behandeling op basis van die nieuwe diagnose plaats, maar deze had geen resultaat. Daarom is in augustus 2002 een aanvraag omtoetsing van de indicatiestelling voor een longstayplaatsing ingediend. In de aanvraag worden die nieuwe diagnose en behandeling vermeld, zodat de LAP wel degelijk daarvan kennis heeft kunnen nemen. Hetgeen in de uitspraak van derechtbank Utrecht staat, wordt ook vermeld in die aanvraag. Op pagina 21 van het verlengingsadvies van 17 mei 2002 zegt de behandelaar dat behandelingsmogelijkheid uitgesloten wordt geacht. Die hele nieuwe diagnose-kwestie was toenal achter de rug. De stijgende lijn die er in het verleden was, was niet stabiel en is blijkens de incidenten en betrokkenheid bij drugshandel omgebogen.
In de onderhavige zaak is er geen twijfel over klagers indicatiestelling voor een longstayplaatsing. De behandelaars melden een verpleegde aan voor een longstay plaatsing, niet voor plaatsing in het Kempehuis. De procedure inzake deindicatiestelling voor een longstay plaatsing wordt eerst doorlopen. In dat kader adviseert de LAP over de indicatiestelling. Vervolgens wordt door de LAP en het Kempehuis bekeken in hoeverre een verpleegde in het milieu van hetKempehuis, dat een medium care instelling is, kan aarden. Agressieve verpleegden kunnen daarin niet geplaatst worden. In klagers geval bestond aanvankelijk twijfel of hij in het Kempehuis geplaatst kon worden, later niet meer. Omdie reden heeft de LAP bij brief van 25 februari 2003 aangegeven dat het oordeel dat klager niet geschikt was voor plaatsing in het Kempehuis onhoudbaar is. Bij brief van 7 januari 2003 had de Pompestichting gemeld dat alsnogakkoord kon worden gegaan met klagers plaatsing in het Kempehuis, dankzij de toezegging vanuit de Van Mesdagkliniek klager weer op te nemen indien zou blijken dat klager toch niet zou passen in het milieu van het Kempehuis. Dit zoueen tijdelijke heropname zijn geweest, in afwachting van overplaatsing naar Veldzicht.
Bij op 9 september 2003 via de vertegenwoordiger van de Minister ontvangen brief d.d. 20 augustus 2003 van de psychiater en divisiedirecteur behandelzaken van de Van Mesdagkliniek is - zakelijk weergegeven - het volgende naar vorengebracht.
Ter verlengingszitting van 30 juli 2002 is het verlengingsadvies d.d. 16 mei 2002 toegelicht. In dat advies is de diagnostiek herzien in vergelijking met die in het verlengingsadvies van 24 mei 2000: in de loop van 2001 is eennieuwe diagnose gesteld en is het behandelperspectief daarop aangepast. Als de behandeling goed zou gaan, zou een langdurige plaatsing in een (buiten de beveiligde ring van de kliniek maar wel tot de kliniek behorende) transmuralevoorziening met veel controle wellicht realiseerbaar zijn. In 2001 en begin 2002 leek het de moeite waard vooralsnog daar naartoe te werken. Dit perspectief is met klager besproken en is ook ter verlengingszitting door degetuige-deskundige toegelicht. Overigens uitdrukkelijk als een mogelijkheid, die op het moment van die zitting zelf al minder op de voorgrond stond. In het verlengingsadvies is geconcludeerd dat het meest voor de hand liggendevervolg een plaatsing op de woonafdeling van de inrichting zou zijn, mogelijk gevolgd door een plaatsing in het Kempehuis van de Pompekliniek. Want al in de periode vóór de verlengingszitting, ten tijde van het schrijven van hetverlengingsadvies van 16 mei 2002, bleek klager in de praktijk weinig aan de behandeling mee te werken en koesterde hij er zelf niet veel hoop op. Zoals vermeld op de pagina’s 19-22 van dat advies werkte klager niet mee, bleek hijbetrokken bij handel in soft- en harddrugs in de inrichting, stal hij een videorecorder uit de patiëntenbibliotheek en zei hij dat hij naar de longstay wilde en dat hij dat eventueel zou afdwingen door onder meer brandstichting. Datgedrag sloot aan bij wat door zijn hele voorgeschiedenis naar voren komt: wisselvalligheid, bij het moment leven, geen verantwoordelijkheid nemen, slechts een kort tijdsperspectief kunnen overzien, weinig draagkracht en snelovervraagd worden. Dit leidde ertoe dat voor hem inderdaad een longstaytraject is ingezet. Toen december 2002 de datum voor plaatsing in het Kempehuis naderde, schrok klager ervoor terug. Hij wilde zich toch inzetten om alsnog hetperspectief van toewerken naar plaatsing in een transmurale voorziening, die in 2001 en begin 2002 mogelijk geacht werd, te realiseren. In een open gesprek met klager heeft het behandelteam gezegd wel te willen bezien of inderdaaddat traject weer zou kunnen worden opgepakt, mits klager goed meedeed aan de therapieën en een goed dagritme aanhield. Klager heeft dit vervolgens op een voor hem heel serieuze manier enkele maanden gedaan. Bij het behandelteambleven er grote twijfels of klager zich wel aan het behandeltraject zou blijven houden als de druk van een longstayplaatsing zou wegvallen. Dit is enkele keren uitvoerig in teambesprekingen besproken. Op een zeker moment begonklager te dreigen dat hij behandeling richting transmurale voorziening wel zou afdwingen als het behandelteam daaraan niet wilde meewerken. Gegeven het hele beeld van de diagnostiek en de risicotaxatie werd dit dreigen gezien alseen indicatie dat bij het wegvallen van de druk van een longstayplaatsing klager weer zou terugvallen. Dit heeft ertoe geleid dat het longstaytraject is vervolgd zoals dat in gang was gezet.
Het behandelperspectief dat er nog is, is in het licht van het vorenstaande uiterst beperkt. Er is onvoldoende basis om op langere termijn toe te werken naar een setting met meer vrijheden.
Bij brief d.d. 2 oktober 2003 heeft klagers raadsman bezwaar gemaakt tegen de omstandigheid dat psychiater en divisiedirecteur behandelzaken [A] de door de beroepscommissie aan psycholoog [B]. gestelde vragen heeft beantwoord. Debehandelend psycholoog [B]. heeft ter zitting d.d. 30 juli 2002 van de rechtbank gesproken over een nieuwe diagnose met nieuwe behandelmogelijkheden. Het klemt dat een ander commentaar daarop geeft, omdat thans de mogelijkheid openblijft dat binnen het behandelteam van de Van Mesdagkliniek verschillend wordt of werd gedacht over klagers behandel- en toekomstperspectief. Volgens klager is dat ook zo, daar hij wisselende berichten kreeg over het vervolgtraject.
Primair is verzocht de door de beroepscommissie gestelde vragen opnieuw voor te leggen aan de behandelend psycholoog [B]. Secundair is verzocht het beroep gegrond te verklaren op basis van hetgeen ter zitting van de beroepscommissiedoor en namens klager naar voren is gebracht.
4. De beoordeling
Vast staat dat niet binnen zeven dagen na ontvangst van de bestreden beslissing door klager namens hem beroep is ingesteld. Gelet op hetgeen namens hem terzake is aangevoerd en de omstandigheid dat uit de stukken naar voren komt datklager veel ondersteuning nodig heeft, is de beroepscommissie van oordeel dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat klager in verzuim is geweest. Klager kan derhalve in het namens hem ingediende beroep worden ontvangen.
Inhoudelijk wordt het volgende overwogen.
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt zijn de hierboven door de Minister onder 3. genoemde criteria ter beoordeling van de noodzaak tot en wenselijkheid van plaatsing op een longstayafdeling opgesteld. Klager voldoet volgens de stukken aan deze criteria: aan klager is een tbs opgelegd, in het kader waarvan hij langer dan zes jaar in verschillende tbs-inrichtingen is behandeld. De behandelinterventies tijdens detenuitvoerlegging van deze tbs hebben niet geleid tot reductie van zijn delictgevaarlijkheid; behandelaars in de Van Mesdagkliniek zijn tot de conclusie gekomen dat klager als voortdurend delictgevaarlijk kan worden beschouwd.
Hetgeen door en namens klager is aangevoerd inzake naar klagers mening nog steeds bestaande behandelmogelijkheden kan niet leiden tot een ander oordeel. Uit de inlichtingen d.d. 20 augustus 2003 van de psychiater en divisiedirecteurbehandelzaken van de Van Mesdagkliniek, die - naar mag worden aangenomen - namens het behandelteam en derhalve ook namens de psycholoog [B]. spreekt, komt immers naar voren dat in 2001 tot begin 2002 is gepoogd klager op basis vaneen nieuwe diagnose te behandelen, dat dit niet is gelukt, dat de behandelaren het nog aanwezige behandelperspectief uiterst beperkt achten en dat zij onvoldoende basis aanwezig achten om op langere termijn met klager toe te werkennaar een transmurale setting met meer vrijheden. In het licht daarvan ziet de beroepscommissie geen aanleiding om de behandeling van de zaak langer aan te houden teneinde de psycholoog [...] nadere inlichtingen te vragen.
Gelet op de verschillende uitgebrachte adviezen en rapportages omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid, welke naar het oordeel van de beroepscommissie alle voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen enbetrokken kunnen worden bij de vraag naar de noodzaak om klager te doen verblijven op een longstay afdeling, heeft de Minister er in redelijkheid van uit mogen gaan dat voortzetting van klagers behandeling zoals deze plaats had inde Van Mesdagkliniek niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle criteria voor plaatsing op een longstay afdeling voldoet en dat derhalve een longstay afdeling vooralsnog als de meest aangewezen plaats voortenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt. Hierbij is met name in aanmerking genomen dat klager als chronisch delictgevaarlijk wordt beschouwd.
Namens klager is gesteld dat de bestreden beslissing van de Minister niet zorgvuldig tot stand is gekomen, met name omdat de Minister niet is geïnformeerd over die nieuwe diagnose. Deze stelling kan echter niet leiden tot een anderoordeel, nu die nieuwe diagnose in 2001 is gesteld en de inrichting daarover en over de poging tot behandeling heeft gesproken in zowel het advies d.d. 16 mei 2002 tot verlenging van klagers tbs als de aanvraag d.d. 30 juli 2002 omklager te plaatsen in een longstayvoorziening.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager op de longstay afdeling te plaatsen niet in strijd met de wet en kan deze evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrondworden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
03/767/TB
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. B. van Dekken en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op
secretaris voorzitter
nummer: 03/767/TB
betreft: [...], verder klager te noemen.
Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 21 juli 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Overijssel te Zwolle.
Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker
leden: drs. B. van Dekken en dr. E. Rood-Pijpers.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.
Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.W. Stoet, en namens de Minister, [...] en [...]Namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Wat betreft de ontvankelijkheid van het beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.
De kern van het beroep is daarin verwoord. Ter zitting van 30 juli 2002 stelde de getuige-deskundige onder meer dat er ten aanzien van klager een nieuwe diagnose is gesteld die mogelijkheden biedt voor behandeling indien klagerdaaraan zou meewerken. De getuige-deskundige heeft toen niet gezegd wat die nieuwe diagnose dan wel de nieuwe inzichten inhielden, het ging ter zitting om de vraag of klager naar het Pieter Baan Centrum zou kunnen. Het is opvallenddat de LAP in september 2002 advies heeft uitgebracht zonder te beschikken over de beschikking d.d. 13 augustus 2002 van de rechtbank Utrecht, waarbij klagers tbs met twee jaar is verlengd. In het advies spreekt de LAP immers vaneen matige zekerheid over de diagnostiek. Dit versterkt de twijfel over de vraag of klager uitbehandeld is en of hij niet, desnoods in een andere tbs-kliniek, verder behandeld kan worden ter vermindering van recidivegevaar. Er isgeen sprake van een goede besluitvorming door de Minister nu deze niet is geïnformeerd over die nieuwe diagnose. Op pagina 2 van de aanmelding longstayplaatsing door de Van Mesdagkliniek is vermeld dat na overplaatsing van klagernaar de afdeling De Wissel een andere diagnose is gesteld en dat klager is teruggeplaatst naar de afdeling Lauwers om op basis van die diagnose de behandeling verder vorm te geven. Het is echter onduidelijk of dit de door degetuige-deskundige bedoelde nieuwe diagnose betreft.
Verder is van belang dat genoemde getuige-deskundige in het advies d.d. 17 mei 2002 tot verlenging van klagers tbs heeft verklaard dat er over het geheel genomen sprake is van een stijgende lijn. Het was dus niet zo dat klagersbehandeling helemaal vastzat.
In alle gegeven adviezen en de plaatsingsbeslissing zelf is onvoldoende naar voren gebracht of klagers plaatsing in het Kempehuis aan de hand van de bedoelde nieuwe inzichten heeft plaatsgevonden. Ter zitting inzake de verlengingvan klagers tbs was het niet onduidelijk over welke periode het ging.
Klager heeft - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Hij wil duidelijkheid over de terugkeergarantie van de Van Mesdagkliniek. Veldzicht wil hem niet opnemen. Hij is op 3 april 2003 in het Kempehuis geplaatst. Hij vindt het daar maar niets. Op het moment dat de aanvraag longstayplaatsing werd gedaan wilde klager niet verder in de Van Mesdagkliniek. In augustus 2002 is hij 180 graden van mening veranderd. In de periode augustus 2002 tot april 2003 ging het goed, er was sprake van dat zijn behandelaar deaanvraag voor de longstayplaatsing zou intrekken. Dat is niet gebeurd, omdat veel was gedaan om hem aangemeld te krijgen. Dit staat op papier. Zijn behandelaar zou de stukken opsturen naar het Kempehuis. Klager wil graag terug naarde Van Mesdagkliniek om daar behandeld te worden. Zijn behandelaar zag nog steeds behandelmogelijkheid.
Namens de Minister is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Gehandhaafd wordt het standpunt dat klager niet in zijn beroep kan worden ontvangen wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding. Voorzover de beroepscommissie anders mocht oordelen, wordt tevens gehandhaafd hetgeen inhoudelijkis verklaard in de schriftelijke reactie van de Minister op het beroep.
Het probleem is dat psychiaters altijd in de tegenwoordige tijd schrijven. Navraag heeft geleerd dat de genoemde nieuwe diagnose dateert van het voorjaar van 2001. Op de afdeling Lauwers vond klagers behandeling op basis van dienieuwe diagnose plaats, maar deze had geen resultaat. Daarom is in augustus 2002 een aanvraag om toetsing van de indicatiestelling voor een longstayplaatsing ingediend. In de aanvraag worden die nieuwe diagnose en behandelingvermeld, zodat de LAP wel degelijk daarvan kennis heeft kunnen nemen. Hetgeen in de uitspraak van de rechtbank Utrecht staat, wordt ook vermeld in die aanvraag. Op pagina 21 van het verlengingsadvies van 17 mei 2002 zegt debehandelaar dat behandelingsmogelijkheid uitgesloten wordt geacht. Die hele nieuwe diagnose-kwestie was toen al achter de rug. De stijgende lijn die er in het verleden was, was niet stabiel en is blijkens de incidenten enbetrokkenheid bij drugshandel omgebogen.
In de onderhavige zaak is er geen twijfel over klagers indicatiestelling voor een longstayplaatsing. De behandelaars melden een verpleegde aan voor een longstay plaatsing, niet voor plaatsing in het Kempehuis. De procedure inzake deindicatiestelling voor een longstay plaatsing wordt eerst doorlopen. In dat kader adviseert de LAP over de indicatiestelling. Vervolgens wordt door de LAP en het Kempehuis bekeken in hoeverre een verpleegde in het milieu van hetKempehuis, dat een medium care instelling is, kan aarden. Agressieve verpleegden kunnen daarin niet geplaatst worden. In klagers geval bestond aanvankelijk twijfel of hij in het Kempehuis geplaatst kon worden, later niet meer. Omdie reden heeft de LAP bij brief van 25 februari 2003 aangegeven dat het oordeel dat klager niet geschikt was voor plaatsing in het Kempehuis onhoudbaar is. Bij brief van 7 januari 2003 had de Pompestichting gemeld dat alsnogakkoord kon worden gegaan met klagers plaatsing in het Kempehuis, dankzij de toezegging vanuit de Van Mesdagkliniek klager weer op te nemen indien zou blijken dat klager toch niet zou passen in het milieu van het Kempehuis. Dit zoueen tijdelijke heropname zijn geweest, in afwachting van overplaatsing naar Veldzicht.
Het is spreker niet bekend dat het van augustus 2002 tot april 2003 goed zou zijn gegaan met klager en dat de behandelaar nog behandelmogelijkheid zag. Hij is bereid navraag daarnaar in de van Mesdagkliniek te doen en het antwoordaan de Raad te sturen.
De voorzitter meldt dat de behandeling van het beroep zal worden aangehouden in afwachting van, door de heer Klinkers op te vragen, nadere informatie van klagers behandelaar in de Van Mesdagkliniek. Na ontvangst daarvan zal deberoepscommissie het beroep in principe verder schriftelijk behandelen, waarbij klager en zijn raadsman in de gelegenheid zullen worden gesteld op die informatie schriftelijk te reageren, tenzij er redenen zijn om de zaak opnieuwter zitting te behandelen.
secretaris voorzitter