Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2347/TP, 4 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:04-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2347/TP

betreft: [klager] datum: 4 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 3 oktober 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen beslissingen van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing d.d. 24 september 2003.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. M. Bongaarts-Tangelder om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissingen
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 14 mei 2002 telkenmale verlengd, laatstelijk van 5 november2003 tot 2 februari 2004.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 31 oktober 2001 ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 15 november 2001. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem-Zuid te Arnhem.

De Minister heeft bij beschikking d.d. 12 juni 2003 besloten tot plaatsing van klager in Hoeve Boschoord te Boschoord. Klager is op 28 oktober 2003 in die inrichting geplaatst.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is blijkens de stukken een geremde en gesloten man met insufficiënte zelfgevoelens en ernstige intellectuele en emotionele beperkingen. Op grond daarvan heeft hij inzake de verlengingen van zijn passantentermijn onvoldoenderespons kunnen geven en zijn de diverse beroepsmogelijkheden niet tijdig gedaan. Door klagers teruggetrokken, berustende houding zijn ook geen signalen afgegeven vanuit het h.v.b. van verblijf dat de psychische conditie van klagerzodanig was dat hij ongeschikt was voor verblijf in het h.v.b. Klager heeft echter wel een verschrikkelijke tijd in het h.v.b. doorgemaakt en veel geleden. Gezien klagers beperkingen was een snelle behandeling in een tbs-inrichtinggeïndiceerd. Een passantentermijn met een duur van zes maanden zou daarom meer in overeenstemming met klagers situatie zijn geweest. Overschrijding van die termijn dient als onrechtmatig te worden gezien. Klager komt eentegemoetkoming toe vanaf het moment dat zijn passantentermijn zes, in ieder geval twaalf maanden heeft geduurd. Klager heeft bij brief d.d. 18 november 2003 beroep op een financiële tegemoetkoming gedaan.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klager zal niet in zijn beroep kunnen worden ontvangen, voor zover dat is gericht tegen verlengingsbeslissingen die vóór de beslissing d.d. 24 september 2003 zijn genomen, omdat klager geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheiddaartegen beroep in te dienen. Klager kan wel worden ontvangen in zijn beroep tegen de verlengingsbeslissing d.d. 24 september 2003.
Het beroep zal ongegrond zijn. Klager is tijdig gehoord en geïnformeerd inzake die verlenging. Klager kon ten tijde van de bestreden beslissing wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Tentijde van de bestreden beslissing verbleef klager 24 maanden in een h.v.b. Vanwege die duur is klager een tegemoetkoming aangeboden.
Er bestond geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moest worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat klagers psychische conditiezodanig was dat hij als ongeschikt voor verblijf in een h.v.b. moest worden aangemerkt. Daar klager op 28 oktober 2003 is geplaatst in Hoeve Boschoord, is er in het kader van dit beroep geen medische verklaring uitgebracht.

4. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat klager alleen kan worden ontvangen in zijn beroep, voor zover dat is gericht tegen de verlengingsbeslissing d.d. 24 september 2003, welk beroep tijdig is ingediend. Klager kan niet wordenontvangen in het beroep voor zover dat tegelijkertijd is gericht tegen alle daaraan voorafgegane beslissingen tot verlenging van klagers passantentermijn.

Aan de orde is derhalve uitsluitend de beslissing tot verlenging van klagers passantentermijn d.d. 24 september 2003.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

De stelling van de Minister dat hij bij zijn beslissing niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop deterbeschikkingstellingen van klager en de overige tbs-gestelden zijn ingegaan, heeft hij niet nader toegelicht. Dit had naar het oordeel van de beroepscommissie gezien de uitzonderlijk lange wachttijd van bijna 24 maanden wel opzijn weg gelegen.
Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op materiële grond dientte worden vernietigd.

In verband met klagers plaatsing in een tbs-inrichting op 28 oktober 2003 is door de Forensisch Psychiatrische Dienst niet meer gerapporteerd omtrent klagers psychische conditie. Ten tijde van klagers detentie in het h.v.b. zijngeen signalen ontvangen dat klagers psychische conditie van dien aard zou zijn dat een verder verblijf in een h.v.b. als onverantwoord moest worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Nu deze beslissing, die strekt tot verlengingvan de passantentermijn met ingang van 5 november 2003, niet ten uitvoer is gelegd daar klager op 28 oktober 2003 in Hoeve Boschoord is geplaatst, is er geen aanleiding klager terzake een tegemoetkoming toe te kennen.

Wel gaat de beroepscommissie er van uit dat de Minister overgaat tot uitkering van de reeds aan klager aangeboden tegemoetkoming ten bedrage van € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager als tbs-passant in eenh.v.b. 12 maanden heeft geduurd tot 28 oktober 2003, de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezetverblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand. De Minister pleegt immers bij overschrijding van een duur van de passantentermijn van twaalf maanden voormelde tegemoetkoming toe te kennen, ongeacht devraag of beroep is ingesteld.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep tegen de beslissing d.d. 24 september 2003 gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij verklaart klager voor het overige niet-ontvankelijk in het beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 4 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven