Nummer: 03/2408/GB
Betreft: [klager] datum: 9 december 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 17 oktober 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], geboren op [1970], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 7 oktober 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, waarop niet is vermeld wanneer deze aan klager is uitgereikt,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) Roermond afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 4 juli 2003 gedetineerd. Hij verblijft als preventief gehechte in het h.v.b. Overmaze te Maastricht.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Klagers moeder is, gelet op haar gezondheidstoestand, niet in staat klager in Maastricht te bezoeken. Klager heeft precies omschreven waar zijn moeder aan lijdt en welke medicatiezij gebruikt. Klager heeft zijn moeder verzocht om een medische verklaring. Zodra hij de verklaring heeft, zal hij die nazenden.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Aan klager is bericht dat zijn verzoek is afgewezen, omdat hij preventief is ingesloten voor het parket Maastricht en de transportlijnen naar de rechtbank zo kort mogelijk dienen te worden gehouden. Voorts is bericht dat eenmedische verklaring ontbreekt. Ook in het kader van het beroep is geen medische verklaring overgelegd, terwijl de afstand Roermond – Maastricht op z’n minst acceptabel moet worden geacht. Overigens ontvangt klager wekelijks bezoek.
4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. De beroepscommissie stelt vast dat de officier van justitie te Maastricht heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen klagers overplaatsing naar Roermond. Daarmee is een deel van de onderbouwing van de beslissing zoals dieaan klager is meegedeeld, komen te ontvallen. Resteert het gegeven dat klager geen medische verklaring heeft overgelegd met betrekking tot de ziekte van zijn moeder.
4.3. De beroepscommissie is van oordeel dat de omstandigheid dat klager, ook in beroep, zijn stelling met betrekking tot de ziekte van zijn moeder niet met een medische verklaring heeft gestaafd dusdanig zwaarwegend is, dat dezeenkele omstandigheid de afwijzende beslissing op klagers verzoek tot overplaatsing kan dragen.
4.4. De beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, met name gelet op het onder 4.3. overwogene, evenmin als onredelijk en onbillijk wordenaangemerkt. Klagers beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
1. Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op
secretaris voorzitter