Nummer: R-19/3405/GB
Betreft: [klager] datum: 28 juni 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.T.H.L. van de Bergh, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 9 april 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de p.i. Alphen te Alphen aan den Rijn afgewezen.
2. De feiten
Klager is sinds 14 september 2018 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de locatie Roermond.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om overplaatsing naar de p.i. Alphen, zodat zijn familie in de gelegenheid wordt gesteld hem te bezoeken. Klagers hele familie is woonachtig in de randstad. Het is voor hen zeer moeilijk klager te bezoeken in Limburg, waardoor klager nauwelijks bezoek ontvangt. Dit geldt met name voor zijn moeder, omdat zij in een rolstoel zit. Met klagers belang bij bezoek is onvoldoende rekening gehouden. Aanvullend geeft klager nadrukkelijk aan dat hij bij voorkeur in een gevangenisregime wordt geplaatst, omdat hij momenteel niet in de gelegenheid wordt gesteld deel te nemen aan de arbeid.
3.2. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) geschiedt de eerste plaatsing van een voorlopig gehechte die in afwachting is van berechting in eerste aanleg, in een huis van bewaring, bij voorkeur gelegen in of toegewezen aan het arrondissement van vervolging. Klager is preventief ingesloten voor het arrondissementsparket Limburg en de plaatsing in het h.v.b. van de locatie Roermond is daarom een juiste regionale plaatsing. Van bijzondere omstandigheden die maken dat van voornoemd uitgangspunt dient te worden afgeweken, is geen sprake. Immers ontvangt klager bezoek. Dat zijn moeder niet tot reizen in staat zou zijn, wordt niet schriftelijk onderbouwd.
4. De beoordeling
4.1. Voor zover klager verzoekt om plaatsing in een gevangenis omdat hij daar in de gelegenheid kan worden gesteld deel te nemen aan de arbeid, merkt de beroepscommissie op dat gevangenissen zijn bestemd voor gedetineerden die (al dan niet onherroepelijk) zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. Klager is conform artikel 24, eerste lid, van de Regeling preventief gehecht in het h.v.b van de locatie Roermond in verband met een strafvervolging in het arrondissement Limburg. Tenzij zich bijzondere omstandigheden voordoen vindt preventieve hechtenis plaats in de nabijheid van het parket en de rechterlijke instantie waar de strafvervolging plaatsvindt. Daarvan is naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake. Hiertoe neemt zij in aanmerking dat - blijkens het in het dossier gevoegde selectieadvies - klager periodiek bezoek ontvangt van zijn familie en vrienden/kennissen. Eventuele medische problematiek is onvoldoende onderbouwd. Van andere bijzondere omstandigheden die zouden moeten leiden tot toewijzing van het verzoek is evenmin gebleken. De bestreden beslissing kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 28 juni 2019.
secretaris voorzitter