Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3186/GB, 28 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:28-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3186/GB

Betreft:            [klager]                                   datum: 28 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.M. Penn, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 14 maart 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) (een zogenaamd gestapeld traject) afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 26 oktober 2017 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager heeft in eerste instantie het adres van zijn schoonmoeder opgegeven als verlofadres. Hij zou daar tijdens zijn verblijf in een z.b.b.i. kunnen verblijven en zou in die tijd zijn verlofadres voor een p.p. rond kunnen krijgen. Dit adres was al goedgekeurd, maar is bij de verlofaanvraag volledig buiten beschouwing gelaten. Dat het tweede verlofadres ten onrechte als onaanvaardbaar is aangemerkt volgt uit het reclasseringsadvies van 17 september 2018. Bij de analyse van de risico’s is de huisvesting immers niet als een probleem bestempeld. Bovendien is door de inrichting nooit verzocht om een toestemmingsverklaring van de woningstichting. Klager beschikte al wel over een koopovereenkomst met de heer [X] die op dat moment nog de bewoner was. Inmiddels heeft klager nog op eigen initiatief een toestemmingsverklaring op schrift laten stellen. Voor wat betreft de daginvulling heeft klager meermalen laten weten dat hij vrijwilligerswerk kan gaan doen. Meer kan niet verwacht worden van klager die 76 jaar is. Verder wordt gesteld dat een zinvolle invulling van een p.p. niet mogelijk zou zijn, omdat de reclassering geen interventies zou hebben geadviseerd. Dit zou juist wel reden moeten zijn om hem zich adequaat voor te laten bereiden op de terugkeer in de samenleving. De veronderstelling dat de informatie van het GRIP tot het vermoeden zou kunnen leiden dat klager zich aan zijn detentie zou willen onttrekken, berust op een misvatting. Klager heeft verzocht om de ontslagbrief van een medegedetineerde, omdat deze medegedetineerde van klager een woning in Spanje wilde huren. Klager heeft toen verzocht om zijn ontslagbrief, zodat gecontroleerd kan worden of de medegedetineerde wel voldoende vermogen heeft om de woning te huren.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager heeft geen inhoudelijke invulling van zijn p.p. en beschikt niet over een goedgekeurd verblijfsadres. Hij voldoet daarmee niet aan de voorwaarden voor een gestapeld traject. Ten slotte bestaat het vermoeden dat klager zal proberen zich aan zijn detentie te onttrekken.

4.         De beoordeling

4.1.      Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kunnen in zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd. Op grond van het derde lid van de Regeling kunnen in afwijking van het eerste lid tevens voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling in aanmerking komen, gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiair programma aanwezig is. Het verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting direct voorafgaande aan de plaatsing in het penitentiair programma duurt maximaal zes maanden.

4.2.      In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3.      Ten aanzien van de invulling van het p.p. schrijft artikel 5 van de Penitentiaire maatregel voor dat een p.p. minimaal 26 uur per week aan activiteiten omvat waaraan door de deelnemer aan dat p.p. wordt deelgenomen. Klager, die inmiddels de leeftijd van 76 jaar heeft bereikt, heeft zich bereid geacht vrijwilligerswerk te willen doen. Aan die bereidverklaring is, voor zover de beroepscommissie bekend, geen invulling  gegeven en  derhalve is nog geen sprake van een concreet p.p., waardoor klager niet voldoet aan de voorwaarden voor deelname aan een p.p.

4.4.      Klager heeft een verlofadres in Roosendaal aangedragen. Hij stelt dit appartement te hebben gehuurd voor een medegedetineerde die hulp nodig had. De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres, omdat het appartement op naam staat van een medegedetineerde die op dit moment op dezelfde gevangenisafdeling verblijft als klager en klager niet aangemerkt kan worden als huurder. Vanwege dit negatieve politie-advies, heeft de reclassering geen deeladvies EC opgesteld. Uit het dossier volgt weliswaar dat de woningstichting toestemming heeft gegeven voor klagers verblijf op het verlofadres. Het is de vraag of de Woningstichting voldoende overzicht en informatie heeft gehad. Vooralsnog is het politie-advies niet achterhaald en dient naar het oordeel van de beroepscommissie nu eerst nader onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van het verlofadres.

4.5.      Het verzoek tot deelname is mede afgewezen vanwege een incident in oktober 2018 waarbij klager een medegedetineerde heeft gevraagd zijn ontslagbewijs te sturen naar de advocaat van klager. Deze informatie is gedeeld met het GRIP. Waarom hieraan echter de conclusie wordt verbonden dat klager zich zou willen onttrekken aan detentie, wordt niet duidelijk. Evenmin wordt duidelijk welke conclusies het GRIP aan deze informatie heeft verbonden. Daarom is de afwijzing van het verzoek op deze grond naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende gemotiveerd.

4.6.      Alles bijeengenomen en overziend concludeert de beroepscommissie dat, hoewel aan de bestreden beslissing het hiervoor aangegeven motiveringsgebrek kleeft, klager thans niet voldoet aan de voorwaarden voor deelname aan een gestapeld traject en het verzoek daarom in redelijkheid kon worden afgewezen.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 28 juni 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven