nummer: R-19/2844/GM
betreft: [klager] datum: 28 juni 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 15 januari 2019 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Ter zitting van de beroepscommissie van 14 mei 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is gehoord het waarnemend/plaatsvervangend hoofd medische zorg van de p.i. Lelystad […].
Klager heeft geweigerd om mee te gaan met het vervoer naar de zitting.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 5 oktober 2018, betreft het niet arbeidsongeschikt verklaren van klager ondanks zijn ernstige oogklachten.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Klager is momenteel niet in staat om te werken in verband met ernstige oogklachten. Hij verwacht op zeer korte termijn een oogoperatie. De psychische klachten die klager aan het ongeluk heeft overgehouden, worden vergeten. Een medegedetineerde heeft schoonmaakmiddel in zijn ogen gegooid. Hij moet zijn ogen vaak druppelen en heeft regelmatig last van wimpers die irriteren. Hij moet eerst volledig hersteld zijn voordat hij kan deelnemen aan een normaal dagprogramma.
Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Klagers oogklachten zijn ongeveer twee jaar geleden ontstaan doordat een medegedetineerde zuur in zijn oog heeft gegooid. Klager voelt zich te grazen genomen. Hij is blind aan een oog. Met het andere oog heeft hij een goede visus. Zijn wimpers groeien alle richtingen op. Klager moet driemaal per dag druppelen maar kan dit ook vóór de arbeid, tijdens de lunch en ’s avonds doen. Het is ook mogelijk om tijdens de arbeid te druppelen. Hetgeen klager is overkomen, is heel vervelend en er is alle begrip voor klagers oogklachten. Klager wordt gevraagd om lichte werkzaamheden te verrichten zoals voor de inkomstenafdeling thee en boter in zakjes doen. Arbeid vormt een dagbesteding en kan klager afleiding bieden.
3. De beoordeling
Klager heeft aangegeven dat hij in verband met ernstige oogklachten niet in staat is om te werken. Uit de stukken, met name de medische gegevens, en de behandeling ter zitting volgt dat klager met een oog voldoende zicht heeft en er geen reden is om klager ongeschikt voor het verrichten van arbeid te verklaren. Arbeid in een penitentiaire inrichting heeft een ander karakter en een andere functie dan in de vrije maatschappij. Arbeid tijdens detentie vormt voor klager een dagbesteding en kan voor afleiding zorgen. Nu klager tijdens de arbeid, als dit nodig zou zijn, de mogelijkheid wordt geboden om te druppelen en hem enkel gevraagd wordt om lichte werkzaamheden te verrichten, is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen door en namens de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 juni 2019.
secretaris voorzitter