Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2615/GA en R-19/2655/GA, 01 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/2615/GA en R-19/2655/GA

betreft: [klager]                                               datum: 1 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klaagster, gericht tegen uitspraken van 14 december 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 15 mei 2019, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klaagsters raadsvrouw mw. mr. T.C. Heijmerink en namens de directeur […], juridisch medewerker en […], stagiaire juridische zaken. Hoewel voor klaagsters vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft zij daarvan geen gebruik gemaakt. Als toehoorder aanwezig was mr. R. Smeijers, secretaris bij de Raad. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de klachten en de uitspraken van de beklagcommissie

De klachten betreffen:

a.         R-19/2615/GA: de beslissing om klaagster over te plaatsen van de afdeling x2 naar x0 (Z1-2018-320) en

b.         R-19/2655/GA: de beslissing om klaagster te plaatsen in een meerpersoonscel (mpc) (Z1-2018-349).

De beklagcommissie heeft klaagster inzake klachtonderdeel a. niet-ontvankelijk verklaard in het beklag en heeft klachtonderdeel b. ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2.         De standpunten van klaagster en de directeur

Namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.De raadsvrouw verwijst naar de zaak met nummer R-18/2034/GA, waaruit blijkt dat een interne overplaatsing volgens vaste jurisprudentie van de Raad beklagwaardig is. Bovendien heeft de Raad aangegeven dat het wenselijk is dat een dergelijke beslissing op schrift wordt gesteld, wat in het geval van klaagster niet is gebeurd. Het blijft voor klaagster onduidelijk waarom zij, terwijl zij gedurende haar verblijf in verschillende inrichtingen vrijwel altijd een contra-indicatie voor plaatsing op een mpc heeft gehad, ineens op een andere afdeling en in een mpc is geplaatst. Klaagsters contra-indicatie is op enig moment ingetrokken, omdat de inrichting enkelcellen voor ISD’ers beschikbaar wilde hebben. Ook wanneer klaagster niet over een contra-indicatie beschikt, moet worden gekeken of een plaatsing in een mpc wel proportioneel is. Bij klaagster was dat niet het geval. Daar komt bij dat sprake was van een bijzonder ongelukkige combinatie van klaagster en haar celgenoot en dat die situatie te lang heeft voortgeduurd. Klaagster is na vijf weken met een contra-indicatie overgeplaatst naar Ter Peel. Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De contra-indicatie van klaagster is niet ingetrokken, maar deze gold tot eind januari 2018 en is niet verlengd omdat daartoe door de medische dienst onvoldoende reden werd gezien. Het niet verlengen van de contra-indicatie is aan klaagster medegedeeld. Klaagster verbleef daarna niettemin nog enige tijd in haar eigen cel, totdat zij in verband met ruimtegebrek plaats moest maken voor iemand die wel een contra-indicatie had en daarom moest worden overgeplaatst. Dit betekende dat klaagster op een andere afdeling op een mpc werd geplaatst. Hoewel bij plaatsing op een mpc gekeken wordt naar de combinatie van gedetineerden, bleek de combinatie van klaagster en haar celgenoot inderdaad geen goede. Klaagster is vervolgens overgeplaatst naar Ter Peel en heeft in verband met die overplaatsing en haar angsten opnieuw een contra-indicatie gekregen.

3.         De beoordeling

Klachtonderdeel a.

Volgens vaste jurisprudentie is de overplaatsing van een gedetineerde naar een andere cel binnen de inrichting een door of namens de directeur jegens een gedetineerde genomen beslissing waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw beklag openstaat. Klaagster had dan ook ontvankelijk moeten worden verklaard in het beklag. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie dit onderdeel van het beklag in eerste en enige instantie beoordelen. Vastgesteld kan worden dat klaagster ten tijde van haar overplaatsing van afdeling x2 naar x0 niet (langer) beschikte over een contra-indicatie. De beroepscommissie is van oordeel dat er voldoende reden bestond om klaagster over te plaatsen naar een andere afdeling. Klaagster beschikte immers niet langer over een contra-indicatie en er moest wegens ruimtegebrek plaats worden gemaakt voor iemand die wel een contra-indicatie had. Deze beslissing van de directeur is niet onredelijk of onbillijk, noch disproportioneel. Het beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel b.

Hoewel de combinatie op de mpc van klaagster met de bewuste medegedetineerde, ook volgens de directeur, ongelukkig bleek, kan wat daarover in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake klachtonderdeel a. (R-19/2615/GA), verklaart klaagster alsnog ontvankelijk in haar beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond. De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van klachtonderdeel b. (R-19/2655/GA) ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. H. Heddema en mr. R.H. Koning, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Simpelaar, secretaris, op 1 juli 2019

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven