Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1314/GA, 01 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vervoer  v

 

nummer:          R-18/1314/GA

betreft: [klager]            datum: 1 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 16 mei 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Klager en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 8 maart 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad. Omdat de beroepscommissie zich onvoldoende ingelicht achtte op het beroep te beslissen heeft zij het beroep nogmaals op zitting geagendeerd op 20 mei 2019 in de p.i. Dordrecht. Ter zitting zijn gehoord […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Dordrecht en […], juridisch adviseur bij de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O). Klager heeft afstand gedaan van het recht ter zitting te worden gehoord. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, de beslissing om klager op 16 februari 2018 met Extra Beveiligd Vervoer (EBV) naar het ziekenhuis te vervoeren en een broekstok aan te leggen (PD-2018-000140). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager voert aan dat hem van tevoren nooit duidelijk is gemaakt dat een broekstok zou worden aangelegd en hij gepaste kleding moest dragen. Klager werd hier dan ook totaal door overvallen. De enkele omstandigheid dat klager levenslang is gestraft, is onvoldoende voor het toepassen van extra maatregelen tijdens het vervoer. Niet duidelijk is waarom een levenslanggestrafte standaard met EBV vervoerd zou moeten worden. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Bij een medisch transport naar een ziekenhuis wordt van tevoren altijd een akkoordverklaring aan de gedetineerde voorgelegd, omdat een ziekenhuis een onbeveiligde bestemming betreft. Klager heeft de verklaring ondertekend en is daarmee akkoord gegaan met de mogelijkheid dat geweldsmiddelen worden toegepast. De dag waarop het transport plaats zou vinden, bedacht klager zich echter en heeft hij het transport geweigerd. De directeur maakt bij de transportaanvraag altijd een risicoanalyse. Hierbij worden onder andere de aard van het delict, de hoogte van de straf en het gedrag in de inrichting meegewogen. In de aanvraag met betrekking tot klager heeft de directeur niet om aanvullende maatregelen verzocht. In geval van klager heeft de directeur een beveiligd transport aangevraagd en aangegeven dat klager levenslang is gestraft. De gemaakte risicoanalyse heeft de directeur niet zwart op wit. Hoewel de directeur verantwoordelijk is voor het transport, laat hij de beslissing over het beveiligingsniveau over aan DV&O. Als DV&O een risicoanalyse heeft gemaakt, wordt een bericht aan de bevolkingsadministratie van de p.i. gestuurd. De gedetineerde wordt op de dag van het transport, zo laat mogelijk geïnformeerd. Indien daartoe een noodzaak bestaat, kan DV&O tijdens het transport nog besluiten om aanvullende maatregelen te treffen of kan zelfs een ander vervoersmiddel worden gekozen. Ook afschaling van het beveiligingsniveau is dan nog mogelijk. Het voorgaande laat echter onverlet dat de directeur eindverantwoordelijkheid draagt voor het transport. EBV is een ‘luxe transport’ waarbij de gedetineerde alleen in een personenauto wordt vervoerd. Klager heeft nagelaten aan te geven op welke wijze hij benadeeld is. Namens DV&O is in het algemeen het volgende aangegeven. Per geval wordt vooraf een risicoanalyse gemaakt. In het geval van klager zal zijn meegewogen dat hij levenslang is gestraft. Dit behoeft echter niet doorslaggevend te zijn. Denkbaar is dat een levenslang gestrafte zonder extra veiligheidsmaatregelen wordt vervoerd. De ten aanzien van klager gemaakte risicoanalyse heeft DV&O niet op papier en is niet meer te achterhalen.

In het algemeen geldt dat wordt gekozen voor gebruik van het minst ingrijpende middel. Het is vrij gebruikelijk dat bij een transport naar een publieke ruimte, zoals een ziekenhuis, een broekstok wordt aangelegd, omdat sprake is van een bestemming met een hoog risico en een broekstok van de buitenkant niet zichtbaar is. Een eventueel advies van de directeur over het gebruik van geweldsmiddelen wordt altijd meegewogen in de analyse, maar de beslissingsbevoegdheid ligt bij DV&O. DV&O kan immers besluiten om het transport niet uit te voeren.

3.         De beoordeling

Vast staat dat klager op 16 februari 2018 vanuit de inrichting naar het ziekenhuis zou worden vervoerd. Door de directeur is bij DV&O een aanvraag medisch vervoer gedaan. In die aanvraag is aangegeven dat geen vrijheidsbeperkende middelen nodig zijn. Onder het kopje bijzonderheden is vermeld dat klager levenslang heeft. De afdeling risicoadvies van DV&O heeft vervolgens besloten dat klager per EBV naar het ziekenhuis diende te gaan met naast de gebruikelijke handboeien een broekstok. Dit is door DV&O aan de bevolkingsadministratie van de inrichting gemeld. Uiteindelijk heeft klager geweigerd om met het geregelde vervoer mee te gaan. Ingevolge artikel 42, vierde lid, onder c. van de Pbw draagt de directeur zorg voor de overbrenging van de gedetineerde naar een ziekenhuis. Zoals de beroepscommissie eerder heeft overwogen in RSJ 1 juni 2018, 17/3938/GA, kan uit de brief van 22 september 2014 van de hoofddirecteur van DJI (Vrijheidsbeperkende middelen in publieke ruimte tijdens vervoer DV&O, kenmerk 20140908) worden opgemaakt dat het gebruik van vrijheidsbeperkende middelen in de publieke ruimte wordt aangescherpt. De verplaatsing tussen een voertuig voor een ingang van een openbaar gebouw zal worden aangemerkt als hoog veiligheidsrisico. Bij vervoersbewegingen naar een publieke ruimte zal de afdeling risicoadvies van DV&O in afstemming met de inrichting een aanvullend advies gaan geven voor het inzetten van vrijheidsbeperkende middelen. De procedure is dan dat de transportaanvrager vooraf aangeeft dat er aanleiding bestaat om vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden. Na ontvangst van de aanvraag zal binnen DV&O door de afdeling risicoadvies met de inrichting een aanvullende risicoafweging worden gemaakt. Het risico van het verplaatsen van een justitiabele in een openbare ruimte zal – naast de gebruikelijke beoordelingscriteria zoals gedrag, mate van gewelddadigheid, betrokkenheid bij eerdere incidenten, etcetera – nadrukkelijk onderdeel worden van de analyse.

Van een kenbare individuele belangenafweging met betrekking tot de gebruikelijke beoordelingscriteria is in de onderhavige zaak niet gebleken. De aanvraag van de directeur om klager te laten vervoeren zonder vrijheidsbeperkende middelen is niet voorzien van de gebruikelijke beoordelingscriteria, zoals gedrag, mate van gewelddadigheid en betrokkenheid bij eerdere incidenten. Ook DV&O heeft geen inzicht kunnen verschaffen in de specifiek ten aanzien van het vervoer van klager gemaakte aanvullende risicoanalyse, terwijl evenmin is gebleken van inhoudelijke afstemming tussen de inrichting en DV&O. Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat de procedure volgens de regels is verlopen, hetgeen de directeur is aan te rekenen. De beroepscommissie verklaart het beroep derhalve gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld. Zij verklaart het beklag alsnog gegrond. De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager, nu niet gebleken is dat klager enig nadeel heeft ondervonden.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 1 juli 2019                             

                                     

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven