Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3432/GB, 17 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:17-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/3432/GB

Betreft:            [klager]            datum: 17 juli 2019

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens […], verder te noemen klager,  gericht tegen een op 12 april 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager, bijgestaan door zijn raadsman, en namens de Minister mevrouw […], zijn op 5 juli 2019 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 2 oktober 2018 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Sittard. Op 17 januari 2019 is hij geselecteerd voor de BPG-afdeling van de p.i. Vught. Bij besluit van 10 juli 2019 is klager geselecteerd voor de gevangenis van de locatie Roermond.

 

3.         De standpunten

3.1.      Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager betwist nadrukkelijk een medewerker te hebben mishandeld of een dreigende houding jegens hem te hebben aangenomen. Hij was die dag gespannen vanwege zijn strafzaak. Toen een bewaarder klager aansprak over zijn hoeveelheid boterhammen, was dat de druppel en werd hij boos. Hierop gaf het personeelslid klager een harde duw, waardoor klager een stap naar achteren maakte en zijn arm in afweer omhoog zwaaide. Hierbij raakte hij het personeelslid. De bewering dat deze medewerker hierdoor onwel is geworden, is onjuist.

Er is onvoldoende rekening gehouden met het feit dat klager een onbeschreven blad is. Klager heeft in zijn tien jaar detentie nog nooit een rapport gekregen wegens mishandeling. De paar negatieve gedragingen die staan beschreven in het selectieadvies, rechtvaardigen de plaatsing op de BPG-afdeling niet. Er had gekozen moeten worden voor een minder ingrijpend alternatief, zoals een overplaatsing.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

De ernst van het incident rechtvaardigt de plaatsing op de BPG-afdeling. De betrokken medewerker is onwel geworden na de uithaal en moest naar de medische dienst. Klager wordt in het selectieadvies beschreven als iemand met een kort lontje. Maar inmiddels is klagers gedrag dusdanig goed dat de directeur in een selectieadvies heeft voorgesteld klager uit te plaatsen naar een reguliere afdeling. 

 

4.         De beoordeling

4.1.      Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele of beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.2.      De BPG-afdeling van de gevangenis van de p.i. Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.3.      De directeur van de locatie Sittard adviseerde op 17 januari 2019 klager over plaatsen naar de BPG-afdeling, naar aanleiding van twee rapporten op 16 januari 2019. Het eerste rapport is opgemaakt vanwege het uiten van bedreigingen naar personeel. Het tweede incident vond in de middag plaats. Uit het selectieadvies volgt dat klager werd aangesproken door een personeelslid, omdat hij teveel boterhammen bij zich had. Hierop begon klager te schreeuwen naar het personeelslid en gaf hij hem een klap in het gezicht. Door de klap werd het personeelslid onwel en moest de medische dienst worden ingeschakeld.  

4.4.      Doorgaans hebben woede-uitbarstingen bij een gedetineerde in een ruzie, met dreigende taal en fysieke confrontatie jegens een personeelslid, tot gevolg dat een straf wordt opgelegd en/of tot overplaatsing wordt overgegaan. Hoewel in casu sprake is van ernstige incidenten, kan op basis van die incidenten niet zonder meer worden geconcludeerd dat klager een ernstig beheersrisico vormt voor zichzelf of anderen, ten gevolge waarvan hij niet in staat is in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te verblijven. Bovendien had op minder ingrijpende wijze gereageerd kunnen worden en is onvoldoende gemotiveerd waarom in casu de incidenten op 16 januari 2019 voldoende zwaarwegend waren voor plaatsing in een individueel regime. De beslissing klager te plaatsen op de BPG-afdeling kan daarom niet als proportioneel worden aangemerkt. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal klager een tegemoetkoming toekennen van € 100,= per maand voor de periode dat hij ten onrechte niet in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap heeft verbleven. Bij besluit van 10 juli 2019 is klager geselecteerd voor de gevangenis van locatie Roermond. Daarom zal aan klager een tegemoetkoming van € 600,= (6 x € 100,=) worden toegekend.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 600,=.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 17 juli 2019.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven