Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3247/GV, 11 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/3247/GV

betreft: [klager]                                    datum: 11 juni 2019        

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 22 maart 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager kampt met prostaatkanker. Dit betreft een ernstige aandoening. Volgens de medisch adviseur is een behandeling hiervan buiten het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ)  niet geïndiceerd, aangezien er een internist is verbonden aan het JCvSZ. Indien noodzakelijk zou klager kunnen worden verwezen naar het Haga Ziekenhuis te Den Haag. Klager werd echter reeds behandeld in het Gelre Ziekenhuis te Apeldoorn. Er zijn reeds geplande consulten aldaar afgezegd, omdat hij niet hiernaar toe mocht gaan. Klager acht het onverantwoord dat hij zijn behandeling niet mag voortzetten bij de arts die hem reeds langere tijd behandelt voor zijn aandoening. De zorg die het JCvSZ kan bieden is ontoereikend om de levensbedreigende ziekte van klager adequaat te behandelen. Het JCvSZ heeft niet meer de status van een ziekenhuis, doch slechts van zorgcentrum. Klager wordt binnen enkele dagen ook nog teruggezonden naar de penitentiaire inrichting Vught, waar hem volgens de Medisch Adviseur de zorg kan worden verleend die noodzakelijk is. De tweede afwijzingsgrond betreft het feit dat klager tweemaal eerder niet (tijdig) is teruggekeerd van een toegekende strafonderbreking. De politie heeft hierom op 14 maart 2019 negatief geadviseerd. Vanwege deze onttrekking aan de detentie heeft deze instantie ernstige bezwaren tegen de toekenning van andermaal een strafonderbreking. Het Openbaar Ministerie adviseerde daarentegen wel positief op het verzoek. Daar zag men dus kennelijk geen bezwaren tegen een nieuwe strafonderbreking ondanks twee eerdere incidenten. Het persoonlijke belang van klager, namelijk een adequate behandeling van zijn levensbedreigende ziekte, prevaleerde daar kennelijk ten opzichte het algemeen belang. Klager realiseert zich dat deze gegevens niet in zijn voordeel werken. Hij wenst beide incidenten wel te nuanceren. De eerste maal onderging hij acht maal een chemokuur, waarvan hij erg ziek werd. De behandelend arts vond een scan noodzakelijk, maar daarvoor diende het enkelbandje te worden verwijderd. Klager koos voor zijn gezondheid en heeft het enkelbandje daarom doorgeknipt en zijn herstel van deze kuren thuis ondergaan. De tweede maal moest hij met spoed naar het ziekenhuis omdat hij een halsslagadervernauwing had, waardoor er reeds verlammingsverschijnselen optraden. Hij is met spoed geopereerd, maar was niet tijdig hersteld na de drie dagen strafonderbreking die hem toen waren toegekend. Gelukkig is deze medische problematiek thans verholpen. Voor deze strafonderbrekingen heeft klager vijf maal algemeen verlof genoten. Er waren toen geen medische problemen. Deze verloven zijn allemaal positief verlopen. Ook gedurende de detentie zelf waren er nimmer incidenten met klager. Op basis van deze feiten en omstandigheden blijkt dat klager de twee keer dat hij niet tijdig terugkeerde van toegekende vrijheden te kampen had met zeer ernstige medische problematiek. Klager realiseert zich wel dat hij thans, koste wat koste tijdig dient terug te keren, indien hem nogmaals een dergelijke vrijheid wordt toegestaan. In aanvulling op de reactie, gegevens namens de Minister, is het volgende aangevoerd.

Klager kampt met de volgende medische problematiek: ziekte van Addison, diabetes Mellitus type 2, hartinfarct (vier maal) en bypass, maligniteit longen, metastasen prostaat, Prostaatcarcinoom. De medisch adviseur is volgens het BIG-register een arts die als specialisme heeft “maatschappij en gezondheid. Van een specialisatie in (één van) de gebieden van de aandoeningen die klager heeft blijkt niets. Derhalve zijn er gerechtvaardigde twijfels of deze arts de zeer ernstige medische multiproblematiek van klager wel kan beoordelen op basis van slechts enige stukken. Een persoonlijk consult met klager heeft niet plaatsgevonden. Verder heeft deze medisch adviseur geen onafhankelijke positie, nu zij immers werkzaam is bij de Dienst Justitiële Inrichtingen. Gezien klager zeer ernstige medische multiproblematiek kan de medisch adviseur op basis van slechts dossieronderzoek niet voldoende capabel kan worden geacht een dergelijke afweging te kunnen maken. Een second opinion zou hiertoe uitkomst kunnen bieden, doch klager mist hiervoor helaas de financiële middelen. Klager hoopt daarom dat een lid van uw Raad met medische kennis zijn medische dossier zal beoordelen en hem zelfs wellicht komt bezoeken, nu op die wijze in ieder geval een onafhankelijk arts zijn verzoek om strafonderbreking toetst. Niet is gebleken dat namens de Minister, evenals door de Vrijheden Commissie, een eigen belangenafweging is gemaakt. Conform bestendige jurisprudentie van uw Raad behoort hij dit echter wel te doen. Nu hiervan echter niet is gebleken, dient het beroep reeds hierom gegrond te worden verklaard. Aangezien namens de Minister wordt aangegeven dat de strafonderbreking niet op de weigeringsgrond van eventueel vluchtgevaar is afgewezen, doch op het ontbreken van de noodzaak, dient het negatieve advies van de politie d.d. 14 maart 2019 niet mee te wegen in de afwijzing. Dit negatieve advies is immers afgegeven vanwege de twee incidenten waarbij klager niet terugkeerde van verlof in verband met zijn medische problematiek. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager verzoekt om strafonderbreking voor de duur van drie maanden. Aangevoerd is door de raadsvrouw dat de strafonderbreking mede is afgewezen op grond van een contra-indicatie, te weten gevaar het gevaar dat klager zich aan detentie zal proberen te onttrekken, is de strafonderbreking niet op een weigeringsgrond afgewezen, maar omdat de noodzaak daartoe niet uit de onderliggende stukken is gebleken. Een strafonderbreking op medische gronden kan op grond van artikel 37 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting alleen worden verleend indien de inrichtingsarts heeft vastgesteld dat die medische redenen aan de voortzetting van de detentie in de weg staan. De medisch adviseur heeft op basis van de beschikbare medische informatie geconstateerd dat de benodigde medische zorg vanuit detentie verleend kan worden en dat op grond daarvan een strafonderbreking niet geïndiceerd is. Uit het advies van de medisch adviseur blijkt dat klager medicamenteus wordt behandeld voor zijn ziekte. De conclusie dat de benodigde zorg die klager daartoe behoeft vanuit detentie geleverd kan worden is dan ook niet bevreemdend. Alhoewel de wens van klager om in vrijheid een behandeling te ondergaan begrijpelijk is, maakt dit nog niet dat daardoor de noodzaak tot strafonderbreking is ingegeven. Indien klager wenst te klagen over de medische zorg in de inrichting dan dient hij eerst zijn klacht kenbaar te maken bij de medische dienst. Indien dit niet tot een voor klager bevredigde oplossing zou leiden, kan hij een verzoek doen aan de medisch adviseur om te bemiddelen. Vervolgens kan klager, indien dit niet tot een aanvaardbare oplossing heeft geleid, beroep instellen bij de beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire Maatregel. Op klagers verzoek tot strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht. De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek, vanwege de omstandigheid dat klager twee keer eerder tijdens verleend verlof niet vrijwillig is teruggekeerd. De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek. De advocaat-generaal bij het ressortparket Arnhem-Leeuwarden heeft positief geadviseerd, nu klager het grootste deel van zijn straf heeft uitgezeten en de prognose voor klager allerminst gunstig lijkt. De medisch adviseur acht strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd, nu – kort samengevat – de benodigde zorg in en/of vanuit detentie kan worden geleverd.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om een second opinion, in die zin dat een lid van de Raad met medische kennis zijn dossier zal beoordelen en klager wellicht zelfs komt bezoeken, af.
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 609 dagen in verband met de herroeping van zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling. De einddatum van zijn detentie is thans bepaald op 12 februari 2020. Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Artikel 37 van de Regeling bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijk of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan. In beroep is namens klager aangevoerd dat de medisch adviseur op basis van dossieronderzoek, gelet op klagers zeer ernstige medische multiproblematiek, niet voldoende capabel kan worden geacht een afweging te maken. Daarbij wordt opgemerkt dat de medisch adviseur geen specialisatie heeft in de gebieden van klagers aandoeningen en dat zij geen onafhankelijke positie inneemt. De beroepscommissie stelt voorop dat in een procedure als deze niet kan worden ingegaan op de medische juistheid van het advies van de medisch adviseur. De beroepscommissie oordeelt slechts over de redelijkheid en billijkheid van de bestreden beslissing. Wanneer daarin wordt verwezen naar een medisch advies, dient te worden gekeken of dit advies, gelet op de inhoud en de onderbouwing daarvan, de conclusie in de bestreden beslissing kan dragen. Uit het medisch advies van 18 maart 2019 blijkt dat dit advies is gebaseerd op informatie van een huisarts, drie urologen en inzage in het Microhis dossier. De medische adviseur concludeert dat de voor klager benodigde zorg in en/of vanuit detentie kan worden geleverd. In de onderbouwing van het advies benoemt de medisch adviseur dat klager bekend is met diabetes mellitus welke momenteel slecht te reguleren is en in verband waarmee klager op 15 maart 2019 is overgeplaatst naar het JCsSZ. Klager is sinds 2016 bekend met prostaatkanker met uitzaaiingen waarvoor klager medicamenteus wordt behandeld. In het JCvSZ is een internist aanwezig welke de benodigde zorg met betrekking tot zijn diabetes kan leveren. Ook de zorg met betrekking tot zijn prostaattumor kan geleverd worden. Klager kan op elk gewenst moment verwezen worden naar het HAGA ziekenhuis voor specialistische zorg en noodzakelijke onderzoeken. Niet is gebleken dat niet van voormeld advies uit kan worden gegaan. Gelet op het voorgaande is – naar het oordeel van de beroepscommissie – van een medische noodzaak tot het verlenen van strafonderbreking niet gebleken. Gelet hierop kan de beslissing van de Minister van 22 maart 2019, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 11 juni 2019.                             

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven