nummer: R-19/2624/GA
betreft: [klager] datum: 20 mei 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. van ´t Land, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 21 december 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 26 maart 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klagers raadsvrouw mr. S. van Minderhout. Klager en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing tot terugplaatsing in het basisprogramma (degradatie) (klachtnummer MB-2018-000247).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk en mondeling toegelicht. Op basis van een mededeling van de oude werkgever van klager, inhoudende dat klager hem zou hebben bedreigd, mocht klager niet meer deelnemen aan het penitentiair programma. Aan klager is niet gevraagd wat er precies is voorgevallen. In het kader van hoor en wederhoor had klager gehoord dienen te worden. Klager is van mening dat er geen sprake is van rood gedrag. Klager ontkent zijn oude werkgever te hebben geïntimideerd en bedreigd. Het Openbaar Ministerie heeft de zaak tegen klager niet verder opgepakt. Onduidelijk is, gelet op de wijze waarop de beslissing is ondertekend, wie de beslissing tot terugplaatsing in het basisprogramma heeft genomen. Daarnaast is de naam van de persoon die staat genoemd onderaan de beslissing ook werkzaam als afdelingshoofd. Onduidelijk is of zij de beslissing heeft genomen en zo ja, in welke hoedanigheid. De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Namens de beroepscommissie is op 1 april 2019 per e-mailbericht aan de directeur verzocht om antwoord te geven op de vraag door wie het besluit tot terugplaatsing van klager in het basisprogramma is genomen en ondertekend, alsmede op de vraag welke functie de persoon, die thans onderaan de beslissing staat vermeld, had ten tijde van het nemen van de beslissing. Aan de directeur is een reactietermijn gegeven van zeven dagen. De directeur heeft niet gereageerd. Gelet op de wijze van ondertekening van het besluit tot terugplaatsing in het basisprogramma is niet vast te stellen door wie de beslissing is genomen en door wie deze is ondertekend. Nu de directeur hieromtrent geen duidelijk heeft verschaft, voldoet de beslissing niet aan de daaraan te stellen eisen, nu in de onderhavige zaak onduidelijk is gebleven wie in welke functie de beslissing heeft genomen. De beroepscommissie zal het beroep op dit punt formeel gegrond verklaren. De beroepscommissie acht evenwel geen termen aanwezig klager een tegemoetkoming toe te kennen, nu sprake is van een kenbare belangenafweging op basis waarvan in redelijkheid kon worden beslist om klager vanuit het plusprogramma in het basisprogramma terug te plaatsen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie voor het overige niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve voor het overige ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep formeel gegrond en vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt. De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, ing. M.J. Mulders en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 20 mei 2019.
secretaris voorzitter