Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2372/TA, 01 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/2372/TA

betreft: [klager]                                   datum: 1 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens […] verder te noemen klager,  gericht tegen een uitspraak van 29 november 2018 van de beklagcommissie bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 21 mei 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsman mr. A.R. Ytsma en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting mevrouw […], jurist. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was gezorgd, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. Als toehoorder was aanwezig mevrouw […], senior secretaris bij de Raad. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

 

Het beklag betreft

a. de afzonderingsmaatregel van 25 mei 2018 (Me 2018-000121);
b. de beslissing van 22 juni 2018 tot verlenging van de afzonderingsmaatregel van 25 mei 2018 (Me 2018-000159) en
c. (voor zover in beroep aan de orde) de beslissing tot plaatsing op de ZISZ-afdeling op 7 juni 2018 (Me 2018-000141).

a. De beklagcommissie heeft het beklag op formele gronden en op inhoudelijke gronden voor zover de afzondering na 13 juni 2018 heeft voortgeduurd gegrond verklaard en hierbij een tegemoetkoming van € 10,= en € 105,= toegekend.
b. De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
c. De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van de plaatsing op de ZISZ-afdeling op formele gronden gegrond verklaard. 

De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

a. en b. Klager meent dat in het geheel geen afzonderingsmaatregel opgelegd kon worden. Het behandelteam had met klager in gesprek moeten gaan over wat hij met de uitspraken bedoelde, namelijk dat hij geen perspectief meer zag.  Een afzonderingsmaatregel mag bovendien in beginsel maar een week duren (vgl. RSJ 26 maart 2018, 16/3302/TA). Daarbij heeft de beklagcommissie een rekenfout gemaakt bij het bepalen van de toe te kennen tegemoetkoming.

c. Klager onderschrijft het oordeel van de beklagcommissie niet en meent dat hij geen gedrag heeft laten zien dat een plaatsing op de ZISZ-afdeling rechtvaardigt. De enkele vrees voor geweld rechtvaardigt de beslissing niet. Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager verbleef van maart tot en met mei 2018 in het Pieter Baan Centrum (PBC). Op 24 mei 2018 ontving de inrichting het bericht dat klager had gezegd dat zijn leven zou eindigen als het advies werd gegeven hem te plaatsen in een longstayvoorziening. Hij liet zich hierover vervolgens niet bevragen. Het behandelteam voelde zich op een bepaalde manier onprettig in de samenwerking en heeft besloten de separatie te beëindigen en klager een afzonderingsmaatregel op te leggen. Vanwege het longstay-advies, werd de kans op incidenten groot geacht. De bestreden beslissingen konden, mede gelet op klagers behandelgeschiedenis en problematiek, in redelijkheid worden genomen. De afzonderingsmaatregel was ook tot 7 juni 2018 gerechtvaardigd, omdat plaatsing op de ZISZ-afdeling toen nog niet aan de orde was. 

3. De beoordeling

a. en b. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Zij begrijpt de beklagcommissie aldus dat het beklag gegrond is verklaard voor zover de afzonderingsmaatregel langer dan een week na plaatsing op de ZISZ-afdeling op 7 juni 2018 heeft voortgeduurd. Dit betekent dat voor de periode dat klager na 13 juni 2018 in de afzondering heeft verbleven, te weten van 14 juni 2018 tot en met 28 juni 2018, een tegemoetkoming diende te worden toegekend. Zij kan zich daarom verenigen met de toegekende tegemoetkoming.

c. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, drs. M.R. Daniel en drs. J.E. Wouda, leden,  in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 1 juli 2019.

 

            secretaris                                 voorzitter                   

 

 

 

 

 

 

 

Naar boven