Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2244/GA, 25 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:25-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/2244/GA

betreft: [Klager]           datum: 25 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 17 september 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juni 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, en mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Sittard. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Als toehoorder was aanwezig mevrouw […], die als stagiaire mee was met de beroepscommissie. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met cameratoezicht gedurende zeven dagen in verband met klagers eigen veiligheid (G-2018-000295). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het is juist dat klager in de inrichting eerder een suïcidepoging heeft ondernomen. Hij ondervond op dat moment veel stress, omdat hij niet conform zijn dieet de juiste voeding voor zijn allergieën kreeg en in dezelfde ring als de medeverdachte van zijn tbs-indexdelict was geplaatst. Dat veroorzaakte veel spanningen. Daarnaast had hij te horen gekregen dat zijn zoon een aantal weken te vroeg was geboren en in het ziekenhuis lag. Hij was echter tot rust gekomen en op zijn cel teruggeplaatst. Op 28 maart 2018 is hij in zijn cel gestruikeld en tegen een openstaand raam gevallen, als gevolg waarvan de ruit kapot is gegaan. Het was een ongeluk en klager heeft het voorval uit zichzelf gemeld. Ook heeft hij zelf getracht de scherven op te ruimen. De kleine scherven heeft hij weggegooid en de grote scherven, die niet door het toilet konden worden gespoeld, heeft hij in een bakje verzameld. Dat bakje stond in het zicht in zijn cel. Als hij zich had willen verwonden, zou hij het voorval niet zelf hebben gemeld. De ordemaatregel was niet nodig in het kader van zijn eigen veiligheid. Bovendien was de ordemaatregel disproportioneel, nu ook met een kortere duur had kunnen worden volstaan. De ordemaatregel is niet tussentijds geëvalueerd en het is onduidelijk waarom de ordemaatregel de gehele duur van zeven dagen heeft moeten voortduren.  De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De ordemaatregel is in overleg met de arts opgelegd. Als het goed is wordt dagelijks door een arts of gedragsdeskundige bekeken of voortzetting van de ordemaatregel noodzakelijk is en de directeur gaat ervan uit dat dat ook in het onderhavige geval is gebeurd. Zodra een gedetineerde in afzondering wordt geplaatst, wordt hij diezelfde dag nog door een arts bezocht.

3.         De beoordeling

De directeur is, gelet op het bepaalde in artikel 24, eerste lid, in verbinding met artikel 23, eerste lid, van de Pbw, bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen: a. indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is; b. indien dit ter bescherming van de betrokken gedetineerde noodzakelijk is; c. in geval van ziekmelding of ziekte van de betrokken gedetineerde; d. indien de gedetineerde hierom verzoekt en de directeur dit verzoek redelijk en uitvoerbaar oordeelt. Ingevolge artikel 24a, eerste lid, van de Pbw kan de directeur bepalen dat de gedetineerde die in de afzonderingscel verblijft, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is. Uit het schriftelijk verslag van 28 maart 2018 komt naar voren dat klager via de intercom heeft gemeld dat hij over zijn schoenen en rotzooi was gestruikeld en gevallen. Hij gaf aan met zijn hoofd tegen het raam te zijn gevallen, als gevolg waarvan het glas was gebroken. Vervolgens heeft hij ontwijkende antwoorden gegeven op de vraag waarom hij zich niet met zijn handen heeft opgevangen. Het aanwezige personeel had, zo volgt uit het verslag, ernstige twijfels over de toedracht van het voorval. Gelet daarop en op het feit dat klager, zo is onweersproken, eerder een suïcidepoging in de inrichting heeft ondernomen, heeft de directeur klager naar het oordeel van de beroepscommissie ter bescherming van hemzelf in redelijkheid in het kader van een ordemaatregel in afzondering kunnen plaatsen en hem daarbij (in overleg met de arts) onder cameratoezicht kunnen plaatsen.
Een ordemaatregel wordt, anders dan een disciplinaire straf, niet zonder meer ten uitvoer gelegd voor de duur waarvoor deze is opgelegd, maar dient te worden beëindigd zodra dat mogelijk en verantwoord is. Dat betekent dat de directeur tussentijds zal moeten toetsen of voortduring van de ordemaatregel nog noodzakelijk is. Uit de stukken noch uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen is gebleken dat tussentijds is getoetst of voortduring van de aan klager opgelegde ordemaatregel nog noodzakelijk was. Nu niet duidelijk is dat en waarom het noodzakelijk is geweest de aan klager opgelegde ordemaatregel volledig ten uitvoer te leggen, dient deze als disproportioneel te worden aangemerkt. Gelet daarop zal de beroepscommissie het beroep gedeeltelijk gegrond verklaren. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gedeeltelijk gegrond worden verklaard. Voorts zal aan klager een tegemoetkoming worden toegekend. Nu de beroepscommissie over onvoldoende informatie beschikt om een inschatting kunnen maken van een gerechtvaardigde duur van de ordemaatregel, stelt de beroepscommissie de hoogte van die tegemoetkoming op een symbolisch bedrag van € 25,= vast.  

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gedeeltelijk gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=. Voor het overige is het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 25 juni 2019.

secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven