Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1710/GA, 3 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:03-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/1710/GA

betreft: [klager]                                    datum: 3 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 27 augustus 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, waarbij is beslist dat de eerste twee dagen in een strafcel worden doorgebracht en dat – bij goed gedrag van klager – de overige dagen op eigen cel mogen worden doorgebracht (klachtnummer Ho-2018-000292). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager en de directeur hebben hun standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 51, eerste lid onder a, jo. artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte voor ten hoogste twee weken als een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Uit het schriftelijke verslag volgt dat klager bedreigende taal heeft geuit richting een medewerker van de inrichting. Voor het bedreigen fysiek/mentaal van personeelsleden geldt volgens de landelijke sanctiekaart 2016 een maximale disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting op een strafcel. De beroepscommissie constateert dat de directeur daarvan ten voordele van klager is afgeweken, nu er een disciplinaire straf is opgelegd van vijf dagen strafcel waarbij eveneens is overwogen dat klager, bij goed gedrag, na twee dagen het resterende deel van de straf op eigen cel mag doorbrengen. De beroepscommissie acht de opgelegde disciplinaire straf en de duur daarvan, gelet op de inhoud van het schriftelijke verslag en het toepassen van maatwerk door de directeur bij de duur en modaliteit daarvan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 3 juni 2019.                           

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven